komen
1) (1975) (euf.) klaarkomen; een orgasme krijgen. Onder invloed van het Engelse ‘to come’. • Toen we bij elkaar alles hadden afgezoend, en ik overal was binnengedrongen, lagen we hijgend tegen elkaar aan. Ik zei twee onlogische dingen: ‘Ik hou er zo van als je komt,’ terwijl ik zelf net was gekomen, … (Adriaan va...