Feestelijk onthaal van vorsten, helden en andere belangrijke personen.
Al in Rome werden de Romeinse veldheren en keizers feestelijk binnengehaald: in een optocht voerde men de overwonnen buit en de overwinnaar in een rijtuig door de stad. Later werden Franse vorsten die Italië bezochten feestelijk onthaald. Via Frankrijk kwam dit gebruik naar de Nederlanden. Karel V en Filips werden met een intocht verwelkomd. Deze intochten groeiden uit tot parades: de vorst te paard of in een rijtuig; feestelijk uitgedoste mensen, muziek en → praalwagens met voorstellingen reden mee. Kunstenaars ontwierpen vaak de praalwagens.
In Amsterdam verwelkomde men in 1659 de Oranjefamilie met een intocht. Govert Flinck en Ferdinand Bol maakten de praalwagens die Jan Vos ontworpen had.
In 1888 kwam Sinterklaas voor het eerst in levenden lijve in → Venray binnen; hiervan is een journalistiek verslag bewaard gebleven. In 1906 vond er een intocht in Volendam plaats. Op het affiche dat dit aankondigde, stond: ‘Het behaagt Sint-Nicolaas om ’s avonds om half zeven Volendam te bezoeken op een door flambouwen verlicht vaartuig, gepaard met Bengaals vuur.’ Deze intocht werd in 2005 in het Zuiderzeemuseum nagespeeld. In de jaren twintig van de vorige eeuw reed Sinterklaas in een rijtuig door Leeuwarden, Venlo en Deventer; in Utrecht had hij toen twee roetzwarte knechten.
In 1927 organiseerde de reder Bergmann met zijn zwager L.W. Vollers de aankomst van Sinterklaas en Piet voor eigen kring. Waarschijnlijk is dit de eerste keer dat Sint en Piet in Amsterdam per boot aankwamen. De hele buurt liep uit. Piet, die wat pepernoten in een klein zakje droeg om die in familiekring te strooien, was ze al kwijt voor ze op de bestemming aankwamen.
In de crisistijd in de jaren dertig van de 20ste eeuw probeerden steeds meer mensen uit armoe, verkleed als Sinterklaas, geld te verkrijgen door een lied te zingen. Regelmatig kreeg men ruzie over de fooi. Soms leidde dit tot vechtpartijen, waarbij de verbaasde jeugd toekeek. Het Initiatief Comité Amsterdam (→ ICA) kwam toen met de enige echte Sinterklaas. David Kouwenaar kwam met het idee; de uitvoering was in eerste instantie in handen van ICA-voorzitter Maurits de Hartogh.
En zo kwam op 1 december 1934 Sinterklaas voor het eerst in levenden lijve in Amsterdam aan per stoomboot, op verzoek van het ICA. Hij meerde af tegenover de Nicolaaskerk aan de Prins Hendrikkade in Amsterdam. Van Gend & Loos leende de appelschimmel uit. Er deden die eerste keer zes Zwarte Pieten mee Surinaamse matrozen, die juist in de haven voor anker lagen. Een van hen verzuchtte: ‘Heilige Heer, ik verrek van de kou.’ Sint werd verwelkomd door Spaanse edelen te paard (studenten) en door de viceconsul van Spanje. Zwarte Pieten hingen een krans onder de 17de-eeuwse gevelsteen op de hoek van Dam en Damrak.
Vanaf dat jaar wordt de intocht in Amsterdam als het startsein voor de sinterklaastijd beschouwd. De jaarlijkse intocht in Amsterdam kent een aantal vaste gebruiken: Sinterklaas wordt verwelkomd met saluutschoten door de marine en gebeier van de klokken van de Sint-Nicolaaskerk. De burgemeester doet een kort welkomstwoord en daarna begint de tocht. Kinderen gillen oorverdovend ‘Piiiiiet’ om snoep te krijgen. Bodega Oporto (later De Roode Leeuw) aan het Damrak biedt Sinterklaas een roemer Spaanse wijn aan en Pieten hangen een krans bij de gevelsteen op de Dam.
Tot 1964 werd de Amsterdamse intocht als de landelijke beschouwd: als hij eenmaal in Amsterdam was, was Sinterklaas echt in Nederland. Vanaf 1964 was ook de binnenkomst in andere plaatsen op televisie te zien. Sindsdien geldt de televisie-intocht als dé aankomst van Sinterklaas.
Bijzonderheden van Amsterdamse intochten
1934-1938: De toneelspeler Eduard Rutger Verkade was de eerste Amsterdamse Sinterklaas. De appelschimmel was beschikbaar gesteld door Van Gend & Loos.
1939: Bernard van Vlijmen, kunstschilder, nam het een jaar over.
1940: In verband met de luchtoorlog waren samenscholingen verboden en vond er geen intocht plaats.
1941-1943: In deze oorlogsjaren werd eerst door Winterhulp (die 150.000 ‘sprookjesspeldjes’ had laten maken om uit te delen) en later door de Nederlandse Volksdienst, Vreugde en Arbeid en het Arbeidsfront een intocht georganiseerd.
1942: De Jeugdstorm hield een speelgoedactie: speel- en snoepgoed maar ook distributiebonnen werden huis aan huis opgehaald. In het kantoor van de Nederlandse Volksdienst repareerde men alles wat kapot was. Op diverse plaatsen in de stad bood men aan in totaal 5000 kinderen een feest aan maar niet centraal, om ‘trams niet te overbelasten en slijtage aan schoenen te voorkomen’.
1944: Vanwege de hongerwinter was er geen intocht. Wel organiseerde Jacques Hermans, die sinds 1936 een kruidenierswinkel in de Rijnstraat had, met een paar vrienden een feest voor 300 kinderen. Door Kips waren beenderen beschikbaar gesteld, waar echte soep van getrokken werd. Verder waren er toffees, taaitaai, kadetjes en chocolademelk. Via een distributiekantoor was men hier aangekomen. Cadeautjes waren geleverd door Galeries Modernes uit de Reguliersbreestraat. Aan het eind deelde hij ‘germetti’s’ uit: ‘kaboutertjes’ of puntjes van pinda’s én twee met Kips leverworst besmeerde broodjes. In de hongerwinter was dat een geweldige traktatie!
1945: Vanaf de eerste intocht na de bevrijding organiseert het ICA weer jaarlijks de intocht. Eduard Verkade ging op de oude voet verder. De eerste keer hielpen de achtergebleven Canadezen met jeeps en mensen. Het duurde even voordat kolonel Gilday begreep dat het niet de bedoeling was dat er veel kerstmannen
zouden zijn. Eén Sinterklaas vond de kolonel namelijk wat minnetjes: door zijn ervaring met steeds meer kerstmannen naarmate Kerstmis naderde, wilde hij graag groots uitpakken. Uiteindelijk werden de diverse kerstmannen toch Zwarte Pieten en kon de tocht ‘normaal’ doorgaan. Sinterklaas beloofde een extra snoepbon in de distributie.
1947: Koningin Juliana was aanwezig, met de prinsesjes Beatrix en Irene.
1949: Paul Peter Huf, toneelspeler, kroop in de huid van Sinterklaas. Over hem gaat de anekdote dat hij tijdens de intocht in de Leidsestraat delen uit Joost van den Vondels Gijsbrecht van Aemstel declameerde. Vanaf dit jaar loopt ook Don Pelseros (J. Pelser), de Geheimschrijver van Sinterklaas, mee. Hij is steun en toeverlaat van de Sint en heeft het gezag over de Zwarte Pieten. 1950-1962: Dr. Jan Gajentaan, dierenarts, nam het stokje over. 1952 en 1953: Koningin Juliana was aanwezig met de prinsesjes Margriet en Marijke.
1952: Sinterklaas was aanwezig bij een officiële ontvangst in Cardiff.
1953: Een lid van de Koninklijke Marechaussee vroeg naar de papieren van Sinterklaas. Gelukkig had Don Pelseros gezorgd voor een officieel document, ondertekend door de ambassadeur in Toledo. De marechaussee stamelde: ‘In orde, Sinterklaas, en nog een prettige verjaardag.’
1954: De Amsterdamse intocht werd uitgezonden op de Europese televisie.
1957: Een Duitse radioverslaggever riep via de radio-omroep kinderen in Duitsland en in Zwitserland op om de Amsterdamse Sint een groet te zenden. Er kwamen duizenden kaarten binnen. Het ICA liet 24.000 antwoordkaarten drukken en kinderen van de zesde klas op Amsterdamse lagere scholen schreven de adressen.
Een delegatie uit → Bari reed in de stoet mee, nadat in mei dr. J. Gajentaan bij de festiviteiten in Bari was geweest. 1963-1988: Ir. Gerard de Klerk (architect) werd Sinterklaas.
Hij hield het 25 jaar vol.
Omdat 3000 Amerikaanse reisbureaudirecteuren die hier een congres hielden, graag de intocht wilden zien, was men van plan de intocht al op 7 november te houden Vanwege de enorme hoeveelheid protesten besloot de gemeenteraad de intocht toch maar een week uit te stellen.
1993: De Pieten deelden in plaats van pepernoten 250.000 appels (cox d’orange) uit. Er is nieuwe → kleding voor Sinterklaas en de hoofdpieten. Voor het eerst lopen er gekleurde Pieten mee in de stoet. Hun gezichten waren blauw-rood, groen-roze en geel-paars geschminkt. De ICA-jaarpenning werd uitgereikt aan Lex Goudsmit.
1994: Nogmaals een proef met gekleurde Pieten, maar het sloeg niet aan. De ICA-jaarpenning werd ditmaal uitgereikt aan Jan de Ruiter van de Mozes-en-Aaronkerk en aan kolonel Bosshardt van het Leger des Heils.
1995: De ICA-jaarpenning werd uitgereikt aan Judith Belinfante en ds. N. ter Linden.
1999: Dries Zee, oud-commissaris van district II van de Regiopolitie Amsterdam-Amstelland, neemt het over van Dick Claassen.
2000: Project Praalwagens: kunstenaars ontwierpen praalwagens.
Historicus J. de Bas stelt voor om de traditie in een nieuwe vorm te gieten: zoals ook het vervoermiddel van Sinterklaas en de opvoedende mentaliteit in de loop der eeuwen veranderd zijn, zouden er nu ook weer aanpassingen kunnen komen om het feest ook in van oorsprong andere culturen acceptabel te doen zijn en te stimuleren.
•Pieten delen niet alleen het conventionele snoepgoed uit, maar ook lekkers uit andere culturen.
•Gemeenten kunnen een extra sinterklaasgift aan minima geven.
•Ook vrouwelijke hulpsinterklazen kunnen toegestaan worden: het gaat immers om het navolgen van iemand.
•Gekleurde Pieten lopen bij de intocht mee in plaats van alleen zwarte.
In 2007 worden er in sommige plaatsen zo veel regels en eisen aan de intocht gesteld, dat het voor het organiserend comité niet meer te doen blijkt om een intocht te organiseren. Zo liet Oudorp in 2007 geen Sinterklaas in het dorp komen: evenementenverzekering, verkeersregelaars, indelingsplan waar de regelaars moeten staan enzovoort bleken te veel gevraagd of te duur te zijn.
→ Praalwagens → Televisie Brandsma, 2007.