Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

Leuterkous

betekenis & definitie

iemand die zonder ophouden praat; babbelaar; kletskous. In de dichtwerken van De Génestet (19de eeuw) lezen we al: ‘Och nare leuterkousen.

Je malen maakt me ziek.’ Samenstellingen met -kous zijn erg populair. Denken we ook aan: zemelkous, teutkous, slaapkous, sufkous, talmkous enz.

Het werkwoord leuteren betekent ‘kletsen, zeuren, zaniken’. Synoniemen zijn o.a.: kletsmajoor; kletsmeier; lui hannes.Dat de bedoelde recensent een kruk was, een bevooroordeelde stumper, en in één woord datgene wat de jongelui van den tegenwoordigen tijd een leuterkous noemen. (De Nederlandsche Spectator, 1857) Leuterkousen, klapeksters, kakelaars en kletsmajoors promoveren bij de omroepen het snelst. (Gerrit Komrij, Horen, zien en zwijgen, 1977)