Leuterkous
iemand die zonder ophouden praat; babbelaar; kletskous. In de dichtwerken van De Génestet (19de eeuw) lezen we al: ‘Och nare leuterkousen. Je malen maakt me ziek.’ Samenstellingen met -kous zijn erg populair. Denken we ook aan: zemelkous, teutkous, slaapkous, sufkous, talmkous enz. Het werkwoord leuteren betekent ‘kletsen,...