Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

kletsmajoor

betekenis & definitie

oorspronkelijk soldatentaal voor een legerpredikant; in algemeen gebruik: een praatziek iemand; kletskous; leuteraar. Nevenvorm van kletsmeier.

Bij Boekenoogen vinden we de variant kletskamizool. Er bestaat ook een werkwoord kletsmajoren (opgetekend door Van Ginneken, 1913).

Vgl. Duits Quasselmeier.

Fransen gebruiken de term moulin a paroles.Ik zal je nog eens de tong afsnijden, kletsmajoor. (De Groene Amsterdammer, 22/11/1908)

Het woord Kletsmajoor heeft nu eenmaal een ongunstige beteekenis. Noch advocaat, noch predikant, noch iemand anders zal het vleiend vinden met dat woord aangesproken of betiteld te worden. (De Groene Amsterdammer, 29/11/1914)