Wat is de betekenis van stumper?

stumper - Zelfstandignaamwoord 1. stakker, zielenpoot, stumperd Zie ook Stümper

s., stumper, bloed, sloof (it), siel; oude —, âld hert (it); -tje, herterke (it).

1. doezelaar; 2. vraag (antwoord) om iemand vast te zetten.

knoeier, prul, broddelaar.

STOMPERD, m. (-s), 1. iem. die medelijden verdient, beklagenswaardig schepsel, bloed: arme stumper; stumper, wat doe je in de kou, minachtend gezegd als iem. zich stumperachtig aanstelt; 2. iem. die niet flink bij is, niet mee kan, niet bedreven is, sukkel: in het rekenen is hij een stumper; 3. ben. voor de jan-van-gent.

m. stumpers, stumpertje, stumperd, m. stumperds, stumperdje (1 sukkel, bloed; iem., die in lichamelijk of zedélijk opzicht medelijden verdient, beklagenswaardig schepsel; 2 iem., die in verstandelijk opzicht medelijden verdient, die niet „bij” is of niet „meekan”): 1. die arme stumper, wees, en gebrekkig! 2. dat Latij...

('stumpər) m. (-s; -tje) [stomp] sukkelaar, bloed, drommel : arme -.

...

STUMPERD, m. (-s), sukkelaar, bloed ; arme stumper ; arme drommel; stumper, wat doe je in de kou, minachtend gezegd als iem. zich stumperachtig aanstelt. STUMPERTJE, STUMPERDJE, o. (-s).