Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

klojo, klojan, klojem

betekenis & definitie

onhandig iemand (maar in tegenstelling tot een kluns is een klojo kwaadaardiger); rotzak. Mogelijk verbasteringen van klootzak of van klooien, waarbij de laatste lettergrepen bij klojo enkel dienen om te rijmen op de eerste.

Het gebruik van rijm, binnenrijm of alliteratie is immers erg populair onder scheldwoordengebruikers. Sommige lexicografen denken bij dit invectief ook aan een combinatie van kloot of klootzak en het Maleise sontolojo (idioot, halvegare).

Anderen houden het bij de eigennaam Jan die toegevoegd wordt aan het oude scheldwoord kloot (dat zonder de toevoeging aan kracht moet inboeten). Met assonantie werd dit dan klojo.

Eerder wellicht al gebruikelijk in de soldatentaal.Er bestaat ook een werkwoord klojangen of klojannen voor: aansukkelen, prutsen.

Hij legde het vloeitje neer, stond op en begon met nijdige rukken zijn battle-dress uit te trekken. ‘Klojems!’ (J.J. Voskuil, Bij nader inzien, 1963)

Wat ben jij een klooijo, zei hij. (Maarten ’t Hart, Het vrome volk, 1974)

Die klojo’s kunnen niet meer tegen een geintje tegenwoordig. (Bouke B. Jagt, De muskietenoorlog en andere verhalen, 1978)