Gepubliceerd op 21-06-2017

Verschwarste/verzwarste nar

betekenis & definitie

ingebeelde gek. Uit het Oudduits, waar verschwarzt ‘vervloekt bet. Bij ons oorspr. (19de-eeuws) to- neelslang en joodse volkstaal. Nog steeds een populaire uitdr.

Jij houdt je smoel, pettig, verschwartster-nar... (Israël Querido: Levensgang, 1901)

Ze wete hier toch niks van mekaar, de verschwarz- te narre! (A.M. de Jong: Frank van Wezels roemruchte jaren, 1928)

... ’t komt ’m toe, die verschwarste nar... (Siegfried E. van Praag: Jeruzalem van het westen, 1961) Dacht u dat Hindenburg, al is ie nou president, opgewassen is tegen een verschwartster nar als Adolf? (Jan Mens: Het heldere uur. De kleine Waarheid, 1960 - 1964)

Het vorderde enige tijd eer ik het arsenaal van mijn Pijpse scheldwoorden had verrijkt met lieflijkheden als: verschwarsternar, gammer, frotter, hourik, mesjoggene hond en andere germanismen. (Piet Bakker: Jeugd in de Pijp, 1962)

‘Jij versjwartste nar,’ antwoordde vader razend van woede, ‘jij bijgoochem, moet jij me voorschrijven of je moeder naar het sanatorium moet.’ (Sal Santen: De kortste weg, 1979)

Ik heb Salvador het verhaal verteld. Hij deed helemaal niet moralistisch, noemde mij alleen een ‘verschwartzter nar’ en reageerde heel nuchter. (Vrij Nederland, 25/11/89)