Gepubliceerd op 21-06-2017

Uitgekotst

betekenis & definitie

ongewenst. Oorspr. studententaal (o.a. bij Van Ginneken), maar tegenw. veel algemener. Gezegd van iemand met wie men niets meer te maken wil hebben. Het WNT geeft als voorbeeld die kerel is al languitgekotst, maar vermeldt geen datering.

Op de achttiende Juli ben je zo kaal als een geplukte rat en overal uitgekotst bij me gekomen om een kamer te huren... (Willem van Iependaal: Adam in ongenade, 1938)

‘Berend Jan Udink’ van Ogem werd uitgekotst door politiek en bedrijfsleven... (Vrij Nederland, 31/10/87)

Liever uitgekotst, dan alleen maar bij één kluppie geannexeerd te worden. (Oor, 14/01/89)

Kortom, er óverkwamen me dus die dingen die iemand die zich opgefokt en uitgekotst voelt nou eenmaal overkomen. (Joost Zwagerman: Gimmick, 1989)

Maar het Nederlands elftal faalde op alle fronten. Daardoor is de ploeg door de buitenwacht uitgekotst. (Het Parool, 25/08/90)