1. een -kepijp, een door gonorroe aangetast mannelijk lid. Surinaams slang. Vgl. in de pijp gebrand zijn.
2. - schoppen, zwaar mishandelen. Weinig woordenboeken kennen deze informele uitdr. Syn. verrot schoppen; lens schoppen.
Ik heb de smeerlap helemaal lek geschopt. (HP/De Tijd, 03/12/93)
3. schiet mij maar-, uitroep van verbazing. Vnl. soldatenslang (Salleveldt 1978).