Gepubliceerd op 21-06-2017

Lek

betekenis & definitie

1. een -kepijp, een door gonorroe aangetast mannelijk lid. Surinaams slang. Vgl. in de pijp gebrand zijn.

2. - schoppen, zwaar mishandelen. Weinig woordenboeken kennen deze informele uitdr. Syn. verrot schoppen; lens schoppen.

Ik heb de smeerlap helemaal lek geschopt. (HP/De Tijd, 03/12/93)

3. schiet mij maar-, uitroep van verbazing. Vnl. soldatenslang (Salleveldt 1978).

< >