Gepubliceerd op 21-06-2017

Kakken

betekenis & definitie

1. erin/erop kakken,zich ergens niets van aantrekken. Informele uitdrukking.

2. het komt op als-,het komt plotseling en onweerstaanbaar. In een vrijwel letterlijke bet. vonden we volgend voorbeeld:

‘O, o, moetje dat eens zien. Greet en Wies, dat is toch te erg. Het is nog maar een kind, en dat zo midden op straat.’ Ik kon me niet langer bedwingen en gekscheerde er tussendoor: ‘Ja, mensen, dat het op straat gebeurt kunnen ze ook niets aan doen. Het komt op als kak of een plasje.’ (Harry Boting: Nog meer jatmous, 1967)

3. - gaat voor het bakken,eerst het hoognodige, het dringendste. Vgl. Duits kackengehtvorTan- zenen Fries kakken en pisjengietfoardounsjen (dansen).

Kakk’n gao vöö’t bakk’n, al is de oven nog zöö èèt, zeggen ze bij ons. (Rinus Ferdinandusse: De bloedkoralen van de bastaard, 1971)

... het pissen gaat voor het vissen, al staat het net gereed - en het kakken gaat voor het bakken, al is de oven nog zo heet... (Ben Borgart: Blauwe nachten, 1978)

4. - tekortkomen,zich ergens mee haasten.

Deze marine-uitdr. heeft niets te maken met het doen van zijn behoefte. Kakkenkomt hier van het Maleise woord kaki‘voet, been’. Het bet. dus eigenlijk ‘iets snel(voetig) in orde willen brengen’. Zie ook kakkiehieronder. Vnl. in Rotterdam gebruikt. Vgl. voor lui staan,/zitten.

5. - zonder drukken/douwen,zonder veel moeite. Duiven kunnen het niet ophouden, zei mijn vrouw toen ik hierover mijn beklag deed, daar hebben ze geen spiertjes voor. Het is kakke zonder drukke, hup! de staart gaat omhoog en daar ligt alweer zo’n klein kleddertje op mijn bureau. (Lévi Weemoedt: Een treurige afdronk, 1983)

Maar Van Bueren heeft in zoverre wel gelijk dat het niet een film is waar ik nou eens even lekker doorheen ben gelopen, het was geen kakken zonder douwen. (HP/De Tijd, 10/03/95)

6. over zijn tong-,braken; eveneens toneelslang voor ‘zijn tekst om zeep helpen’.
7. te - staan,voor gek staan. Informele uitdr.
8. te- zetten,belachelijk maken; voor schut zetten; een figuur laten slaan. In de 17de eeuw ook in de zin van ‘beetnemen’. Informele uitdr.