slim, verstandig; soms ook: ‘gevaarlijk’: ’t wordt me hier een beetje te gis!Een variant is ges. Afkomstig van Hebreeuws ches; chet,aanduiding van de letter ch,de beginletter van het Bargoense woord goochem(met dezelfde bet. en eveneens uit het Hebreeuws, waar het ‘wijs’ bet.).
En zo’n prul noemt z’n eige ’n gesse jongen... (Willem van Iependaal: Polletje Piekhaar, 1935) Evengoed een gesse jongen, dacht Grimmel. (Piet Bakker: De Slag, 1951)
Eenmaal buiten vroeg hij zich bezorgd af of gisse Lola toch niet ontdekken zou dat ‘Catarina’ een buitenlandse studente was... (Miep Diekmann: Total Loss, weetjewel, 1973)
Erg gis vond ik haar niet. (Johnny van Doorn: Langzame wals, 1986)