opgewonden raken door, verzot zijn van iets; syn. kickenop. In de jaren zeventig raakte het Amerikaanse slangwoord freak bij ons ingeburgerd, vooral in jeugdige kringen. Het woord stond voor een jong marginaal persoon dat zich aan geen enkele norm houdt, zich excentriek gedraagt en vaak ook een drugsgebruiker is.
In ons taalgebied kreeg het ook nog de bet. ‘homofiel’ (Broersma), een connotatie die nu vrijwel verdwenen is. Freak bet. letterlijk ‘wangedrocht, monster’ en werd oorspr. in Amerika gebruikt als aanduiding voor het soort van ‘rariteiten’ (vrouw met baard, olifantenman e.d.), dat tentoongesteld werd op kermissen en in circussen. Gaandeweg kreeg het woord de bet. ‘excentriekeling’. Als tweede lid van een samengesteld woord werd het de aanduiding voor een enthousiast liefhebber van iets (filmfreak;muziekfreakenz.). Er kwam een werkwoord freaken,hetgeen beduidde ‘onbewust van de buitenwereld ergens mee bezig zijn; zich helemaal uitleven’; soms ook ‘drugs gebruiken’.
Voor vuur spugen hebben we dagen in het Kro- nenburgpark geoefend. Daar freak ik op. (Vrij Nederland, 17/09/88)