Gepubliceerd op 21-06-2017

Dattum

betekenis & definitie

van -

eufemisme (meestal vergezeld van een bepaald gebaar) voor iets wat als de oorzaak van een zeker kwaad wordt beschouwd: geld, seks, drank enz. Bij ‘drank’ maakt men het begeleidend gebaar van het achterover slaan van een glas; bij ‘seks’ hoort het bekende duim tussen wijs- en middelvin- gergebaar.

En nu we toch als kunstenaars onder mekaar zij n, de heren gaan hem zeker even raken. Lekker van datteme. (Arie Visser: Het vangen van de draak, 1983)

Het moet toch kunnen, een club waar het niet alleen om ‘van dattum’ gaat. (Haagse Post, 03/10/87) Oh jawel! Big time! buurvrouw Billy versieren - d’elektrieke erotiek - haar berijen en klaarkomen - Uit de kunst! maar ’t blijft niet duren! Iedere keer is ’t weer van dattum -. (Dirk Dufraing: Rock ’n’ Roll, 1989)

Ze is bezig materiaal te verzamelen en uit te zoeken wat de beste platendeal is. Ook voor ‘van dattum’, wijst ze wrijvend duim tegen wijsvinger. De Volkskrant, 27/10/89

Want de les van onze moeders - dat het bij mannen vooral gaat om ‘van dattum’ - is misleidend gebleken. (Elsevier, 25/08/90)

Vaak is uit woordgebruik in verband met homoseksuelen af te leiden dat mensen zich ongemakkelijk voelen als het over ‘van dattum’ gaat. (Pano- rama/De Post, 22/11/91)

Ga je vaak vreemd, vroeg De Geer hem op zeker moment, want als het over van dattum gaat kan de reclame wel even wachten. (Trouw, 27/11/92)

Niet om te eten en ook niet voor van dattum - nee, onze belangstelling betreft uitsluitend het auditieve gebeuren. (HP/De Tijd, 18/03/95)