Gepubliceerd op 21-06-2017

Blik

betekenis & definitie

1. - halen/trekken,een goede prestatie leveren. Eigenlijk ‘een medaille halen’. Studentenslang jaren tachtig.

2. - op oneindig, verstand op nul,een bepaald doel willen bereiken, zonder nog op iets anders te letten of zonder rekening te houden met bijkomende omstandigheden; uitsluitend denken aan de prestatie die men moet leveren. Deze zinswending komt men sinds het begin van de jaren tachtig veel tegen in sportmilieus, vooral bij wielrenners. De uitdr. stamt echter uit het soldatenslang en werd voor het eerst in een woordenboek opgenomen door Henk Salleveldt (pseudoniem van Leen Verhoeff): Bollen, fillers en ouwe stompen.Volgens hem werd de uitdr. in de mond genomen wanneer men tijdens een oefening de dingen maar over zich heen liet komen, m.a.w. wanneer men een klus klaarde zonder zijn hersens te gebruiken.

In het slang van vliegeniers bet. verstand op nul, blik op oneindigechter ook ‘teveel op hebben; dronken zijn’ {De Vliegende Hollander, 25/05/70). Volgens Van Eijk 1980 is het ook een aanduiding voor een sloom persoon. Door toedoen van de media kreeg de zinswending blik op oneindig, verstand op nuleindjaren tachtig meer algemene bekendheid. Teg. bedoelt men ermee ‘op een weinig subtiele manier en zonder verstandelijke overwegingen te werk gaan’.

Zinnetjes als ‘verstand op nul, blik op oneindig’ en ‘hoe sterk is de eenzame fletser’ hameren steels hun duffe deuntjes... (Kees van Kooten: Veertig, 1982)

‘Ja Arie,’ zegt iemand naast hem, ‘die zet z’n blik op oneindig en z’n verstand op nul en begint te rossen.’ (Hans Moll: De hoeken van de ring, 1987) Niet alleen dames, ook oudere heren, die vroeger nooit een stap verzetten, blijken zich in trainingspakken te hebben gehesen en jagen bezweet langs de wegen, de blik op oneindig en het verstand op nul. (Leo Derksen: ’n Aap op ’n fiets, 1987)

Ik stond in de gang, m’n jas aan te trekken, toen ze opnieuw belden: ‘Hij is al overleden...’ Precies twee maanden na de dood van m’n pleegmoeder! Verstand op oneindig, blik op nul, heb ik toen gedacht. (Jantiene van Asch: Intermezzo, 1988)

Het prettige van dergelijke boeken is datje blik even op oneindig kan. (Opzij, juli/augustus 1990) 3 een - opentrekken,tevoorschijn halen; beschikbaar stellen (meestal voor een bepaald doel). Eigenlijk ‘een busje van blik opentrekken’, maar hier overdrachtelijk gebruikt.

Deze modieuze uitdr. is beginjaren tachtig erg populair geworden (vooral journalisten zijn er dol op), maar ze bestond al veel vroeger. In de jaren zestig riep Wim Kan tijdens een conference al: ‘Ze trekken gewoon weer een blik agenten open.’

Daarnaast rukken nu ook de Talking Heads een blik gospelkoren open. (Vinyl, september 1986) Even een blik wijven opentrekken. (Jan Cremer e.a.: De liefdes van Jan Cremer, 1988)

Er is een blik getikten opengetrokken. (Theo van Gogh: Mijn favoriete graftak (en ander onheil, 1989)

Vanuit Vak L zag ik hoe er steeds een vers blik ME werd opengetrokken. (NRC Handelsblad, 21/04/89)

Vooruitlopend op die groei werden blikken personeel opengetrokken. (De Volkskrant, 22/03/91)

< >