Gepubliceerd op 21-06-2017

Blanus

betekenis & definitie

in de eerste helft van de 19de eeuw de directeur van een paardenspel, die op de kermis naast een concurrent stond.

Ze probeerden elkaar zoveel mogelijk bezoekers af te snoepen. Op den duur moest deze concurrent zijn zaak sluiten voordat de kermis afgelopen was. Blanus hield toen een lange rede voor zijn tent. Hij kneep een grote, natte spons uit met de woorden: ‘Zo geweldig als ’t nou deze spons uitloopt, zo loopt het in mijn circus in.’ De uitgeknepen spons vergeleek hij vervolgens met de zaak van zij n buurman. De spons van Blanuswerd een gevleugelde uitdr. Deze volksoverlevering werd opgetekend door Jus- tus van Maurik in zijn Toen ik nog jong was (1901). De Rotterdamse volksschrijver Van Iependaal was blijkbaar erg gecharmeerd van Blanus,want hij gebruikte diens naam meermaals: ‘Sjongesjongesjonge! De foef van Blanus! Affijn, hoe meer glans, hoe minder verdenking. Als ik nog effe zo doorklodder, wordt me gesneesde handwagen een gewijd pijporgel!’ (De dans om de rinkelbom,1939); ‘Drie man! En allemaal een artistenhoedje! De sjiek van Blanus!’ (Onder de pannen,1952).

Eenmaal binnengelokt door de hoogdravende aanbeveling van de vroegere kermisgast, had het publiek blijkbaar reden zich bekocht te voelen, getuige de beide volgende uitdr.:

1. vegen met de spons van Blanus‘niets krij gen; een teleurstelling ondervinden; een strop oplopen’. Degene die zich vrolijk maakt over iemands tegenslag veegt, om de uitdr. kracht bij te zetten, met de hand over zijn mond en zegt: ‘Geveegd met de spons van Blanus.’ Hui- zinga, Stoett en Ter Laan vermelden deze Bargoense uitdr. De Bargoense term vegen,door o.a. taxichauffeurs gebruikt in de zin van ‘niets verdienen’, is wellicht een verkorting.
2. (de tent van) Blanus,meestal met de toevoeging binne motje komme,is een later ontstane ironische adaptatie door het teleurgestelde publiek. Het bet. dan ook ‘veel geschreeuw en weinig wol; het stelt minder voor dan het lijkt’.

‘Me saluut aan de ordentelijkheid en heel de tent van Blanus!’ (Willem van Iependaal: Cantelho- ven’s Ereprijs, 1941)