Zuidbroek

betekenis & definitie

Zuidbroek - gem. in Groningen; 1841 H.A., deels klei (in ’t O., van den voormaligen Dollart), deels zand ; dit laatste was vroeger grootendeels met hoogveen bedekt, dat sedert lang is afgegraven. De bevolking, 2700 zielen, doet aan landbouw, veeteelt, scheepvaart en eenige nijverheid, als scheepsbouw, aardappelmeelfabr., enz. Het dorp Z. ligt 4 K.M. ten O. van Sappemeer aan het Winschoterdiep en bij het kruispunt der spoorlijnen Gron.—Winsch. en Delfzijl—Stadskanaal. Het is een welvarende plaats met 900 inw.