Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 19-01-2019

Zink

betekenis & definitie

Zink - scheikundig element, symbool Zn, atoomgewicht 65,37, is vermoedelijk in de Oudheid bekend geweest. Immers in de ruïnes van Cameros, dat in 500 v. C. verwoest is, heeft men zinken ringen gevonden. De kennis om het te maken schijnt toen echter voor geruimen tijd verloren te zijn gegaan, zoodat de Grieken en Romeinen het alleen in den vorm van een alliage, het geelkoper, hebben gekend. Eerst in de 15de eeuw vindt men den naam bij Basilius Valentinius, zonder dat er een metaal mede bedoeld is, terwijl Paracelsus duidelijk over het metaal spreekt.

In de 16de eeuw kwam het uit China onder den naam tutanego. In 1721 werd het metaal het eerst uit galmei afgescheiden door J. F. Henkel en tusschen 1730 en 1740 in Bristol in ’t groot bereid door Champion. Z. komt in de natuur voor als z.-oxyd, z.-sulfide, z.-carbonaat, z.-ferraat, z.-phosphaat, z.-silikaat, z.-sulfaat, z.-vanadaat, en z.-arsenaat; zeer ondergeschikt ook gedegen en als z.oxysulfide en misschien als z.-bromide en z.-jodide. De technische gewinning van z. uit zijn ertsen maakte tot voor korten tijd uitsluitend gebruik van het feit, dat z. een ongewoon laag kookpunt heeft zóó, dat het bij omstreeks 1100° C. volledig verdampt, en dus door destillatie van de meeste andere elementen kan worden gescheiden. Het belangrijkste erts, de zinkblende, wordt daartoe in roostovens meestal verbonden aan de fabricage van zwavelzuur, overgevoerd in zinkoxyde, en dit oxyde, gemengd met fijne cokes of zeer magere steenkool, in dichte, horizontale retorten verhit. Het oxyde wordt dan gereduceerd tot metaal, dat in dampvorm ontwijkt, en in direct aan de retort aansluitende, schuitvormige ontvangers wordt opgevangen. Is de temperatuur van deze ontvangers boven de smelttemperatuur van het z. (419 °), dan gewint men het vloeibaar, en dus na stolling als een aaneengesloten massa ; is zij lager, dan condenseert de damp direct tot zinkstof, waarvoor als verfstof slechts een beperkt afzetgebied wordt gevonden. Het nooit te vermijden stof wordt daarom grootendeels weer opnieuw in de retorten gebracht.

Het is n.l. wegens zijn lichte brandbaarheid bezwaarlijk op te smelten. De zinkgewinning langs dezen weg is, hoewel nog algemeen gebruikelijk, een zeer onoeconomisch bedrijf, waarbij veel zink (10—30 %) verloren gaat, en onnoodig veel brandstof wordt gebezigd. Proeven met continue verticale retorten beloven een groote verbetering in beide opzichten te zullen geven. In de laatste jaren begint ook de electrolytische gewinning van zink uit een sulfaatoplossing weer meer van zich te doen spreken. Toch kan dit oude probleem nog niet als voldoende opgelost worden beschouwd. Worden aan het z. hooge eischen van zuiverheid gesteld, dan moet het öf worden bereid uit zuivere, in het bijzonder loodvrije ertsen, óf door uitsmelten of herhaalde destillatie worden geraffineerd. — Z. is een blauwachtig wit, kristallijn, bros metaal. Bij hoogere temperatuur, n.l. 100 a 150°, is het taai en kan tot plaat worden gewalst en tot draad worden getrokken. Hooger verhit wordt het weer bros, zoodat men het zeer gemakkelijk kan poederen.

Het soortelijk gewicht varieert tusschen 6,9 en 7,2. Het smelt bij 419° en kookt bij 916°. De damp, plotseling afgekoeld, condenseert tot een fijn poeder, zinkstof. Z. wordt aan de lucht, vooral als deze vochtig is, met een dun laagje oxyde bedekt, dat het onderliggende metaal vrij goed tegen verdere inwerking beschermt. Bij hoogere temperatuur verbrandt z. in zuurstof met een witte vlam, onder vorming van groote witte vlokken van het oxyd (philosofische wol). Water werkt bij afwezigheid van zuurstof langzaam in. Zuren lossen z. op in hoofdzaak naar verhouding van hun sterkte, d.w.z. van de waterstofionenconcentratie.

Met zwavel en de halogenen heeft vooral bij iets hoogere temperatuur gemakkelijk inwerking plaats. Basen lossen z. op onder de vorming van zinkaten. Bij het oplossen van z. in zuren vormen zich zinkzouten, afgeleid van het tweewaardige Zinkion, het eenige positieve ion, dat dit metaal kan vormen. Door de groote neiging om in ionentoestand over te gaan, slaat het z. een groot aantal andere metalen, zooals koper, lood, zilver enz., uit hun oplossingen neer. Het kan echter ook negatieve ionen vormen, zooals uit de vorming van zinkaten blijkt. Z. vindt toepassing als metaal ter vervanging van ijzer, brons en koper, zoowel als massief metaal in den vorm van blik, voor vaatwerk, dakbedekking, als om te verzinken, ter bescherming tegen den invloed van de lucht, (gegalvaniseerd ijzer), in zinklegeeringen voor het maken van cliché’s voor den druk, voor galvanische elementen en in den vorm van verschillende verbindingen, waarvan de volgende de .voornaamste zijn: zinkamalgaam, zinkoxyde, zinksulfide, zinkchloride, zinksulfaat, zinkchromaat.