Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 19-01-2019

Zierikzee

betekenis & definitie

Zierikzee - gem. in Zeeland omvattende het Z.O. van het eil. Schouwen ; 1831 H.A., alles zeeklei, met 6800 inw., die, voor zoover ze ten plattenlande wonen, van landbouw leven. De gem. bevat de stad Z. en het „Poortambacht” (d. i. ’t rechtsgebied).

De stad Z. ligt ruim 2 K.M. van de Oosterschelde, waarmee zij door een haven, gegraven van 1597—1602, is verbonden ; zij heeft 6500 inwoners en is de drukbezochte marktplaats van ’t eiland SchouwenDuiveland. Voorheen dreef Z. veel handel en bloeide door zoutziederij, maar de haven verzandde meermalen, zoodat alles achteruitging. De stad heeft eenige welbebouwde straten;

aan de Balie stond oudtijds ’s-Gravenhof, een grafelijk verblijf, dateerende van 1048. Het stadhuis werd in 1472 van arduin gebouwd. De Groote Toren was oorspronkelijk met de St.-Lievenskerk verbonden, maar deze ging in 1832 in vlammen op en de nieuwe kerk werd niet met den toren vereenigd ; hij dagteekent van 1454 en was berekend op 207 M. hoogte, doch slechts V3 deel (71 M.) is voltooid.

Geschiedenis. Z., dat zijn opkomst dankt aan het zoutgraven (zg. darinkdelven), in deze streken vermeld in een acte van 776, is ons eerst uit het laatst der 12de eeuw bekend ; zij moet toen stadsrechten hebben gehad, omdat de oudste, ons bewaarde grafelijke keur (wet) van 1253 vroegere bevestigt. Een keur van 1290 vestigde hier het Grafelijk Gerecht (Hooge Vierschaar) voor Zeeland „beoosten Schelde”, dat tot aan de Napoleontische wetgeving bestond. De stad, in de Middeleeuwen meermalen door de Vlamingen belegerd, zooals in 1304, kwam vooral in de 14de eeuw tot bloei door haar lakenindustrie en haar handel met Engeland en de Oostzeelanden. Zij behoorde tot de Hanze. De 16de eeuw veroorzaakte de zwaarste rampen: branden, overstroomingen, zeeroof, achteruitgang en verplaatsing van het verkeer. In 1572 voegde Z. zich bij den Prins, 1576 werd zij door de Spanjaarden na een langdurig beleg genomen, van plundering gespaard tegen een schatting, maar in ’t zelfde jaar door Hohenlohe heroverd.

In de 17de eeuw kwam de stad weer tot bloei door zoutwinning, maalderij en vooral door de meekrapindustrie. Haar inwonertal beliep 11 a 12.000. Na 1750 ging zij achteruit; in 1813 telde zij ruim 6000 inw. ; haar ligging op een afgesloten eiland en later de ondergang der meekrapteelt maakten, dat zij van weinig beteekenis bleef ; wel is dit in onzen tijd door verkeersmiddelen verbeterd. Litt.: P. D. de Vos, Ontstaan en Ontwikkeling van Z. (Oudheidk. Jaarb. Jg. I, 2); De Blécourt, De Rechtsbronnen van Z., ’s-Grav. 1908.

< >