Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 19-01-2019

Zaaijer

betekenis & definitie

Zaaijer - (Teunis), Nederl. ontleedkundige, geb. 1837 te Dirksland, stud. van 1866 af te Leiden, werd 1861 assistent van prof. Thomas, werd 1862 op het proefschrift: Beschrijving van twee vrouwenbekkens uit den Oost-Indischen Archipel, tot doctor in de geneeskunde bevorderd, weinige maanden later ook tot doctor in de verloskunde en de heelkunde en volgde daarna nog te Berlijn eenigen tijd de lessen van Virchow, von Graefe, enz., te Weenen van Hyrtl en von Brücke. In 1866 werd hij in de plaats van zijn overleden leermeester Halbertsma, hoogl. in de ontleedkunde en de physiologie, welke betrekking hij aanvaardde met een rede over: Het gewicht eener doelmatige ontleedkundige techniek. In 1870 werd hij bevorderd tot gewoon hoogleeraar.

In 1883 zag hij zich belast met ’t onderzoek der lijken van eenige met arsenicum vergiftigde personen; de resultaten hiervan legde hij neer in de beroemd geworden gerechtelijk-geneeskundige studie: De toestand der lijken na arsenicumvergiftiging (1886, in verscheidene talen, overgebracht), een medico-forensisch standaardwerk, waarin de schrijver tot eenige met de toenmaals gangbare opvatting volkomen strijdige, maar later wetenschappelijk ten volle bevestigde conclusies komt, o. a. tot deze, dat er geen z.g. arsenicum-mummificatie bestaat, en dat de mummificatie der lijken uit een gerechtelijktoxicologisch oogpunt zonder eenige waarde is. In 1900 werd Z. ook belast met het onderwijs der gerechtelijke geneeskunde. Overleden 1902.