Wonder - 1) in het algemeen: wat verwondering wekt, omdat het het begrip, de ervaring, van wie het ziet, te buiten gaat, zonder dat het daarom op den duur dit karakter behoeft te blijven dragen. Het wordt dan natuurlijk. Maar ook al wordt iets ervaren en laat het zich z.g. natuurlijk verklaren in zijn verloop, toch kan het in zijn geheele bestaan en verloop telkens weer als w. gewaardeerd worden.
2) In het bijzonder geldt als w. iets, wat boven het begrip en de ervaring van den mensch blijft uitgaan en zich in zijn verloop niet natuurlijk laat verklaren volgens de orde van de natuur en het leven. De Chr. kerk heeft in beide opzichten het w. erkend, omdat 1) het bestaan van wereld, leven, ja van alles, een w. is, iets gegevens, dat wij vinden als in God rustend ; 2) omdat God niet beperkt is, tot wat de mensch in deze wereld als orde en regel bevindt. Hij stort daarin telkens nieuw leven, scheppend, uit, en Hij leidt zijn schepping met goddelijke vrijheid. Wat w. is voor ons, is niet tegen de natuur, maar het gaat buiten de ons bekende natuur om, of boven de lagere natuur uit, als openbaring van een hoogere orde. De z.g. gesloten natuursamenhang is een hypothese, die zwak staat tegenover die van de „open” natuur. In ’t algemeen neemt het Chr. aan, dat er meer is, dan menschen bevatten kunnen ; de wereld is grooter, mysterieuzer, dan wij weten. Er zijn wonderen van Gods zijde, goede, als teekenen van zijn macht en genade. Er zijn ook wonderen van niet goddelijke zijde.
Alleen de eerste hebben religieuse beteekenis als teekenen, aanwijzingen van Gods tegenwoordigheid en werkzaamheid. Zij hebben een geestelijk doel. Vooral bij den ontredderden toestand der wereld past het w. In de geestelijke sfeer: Wedergeboorte, goddelijke leiding, gebedsverhooring; ook in de stoffelijke sfeer, als aanwijzing nu en dan van hoe het in deze wereld moest zijn : genezing van ziekte, uitredding. Zóó zijn de w.-verhalen der H. Schr. geteekend, bepaaldelijk die, welke in het leven van Jezus voorkomen. — Het nationalisme heeft het w. als onredelijk ontkend of teruggeschoven in de geschiedenis. Evenzoo het Spiritualisme, en vooral het Naturalisme en het Modernisme met zijn evolutionistische beschouwing van het natuurlijke en geestelijke leven van wereld en mensch. De w.-quaestie was lang de quaestie. Voor het Pantheïsme en Panentheïsme is het w. niet aannemelijk. Wel voor het Theïsme.
In den laatsten tijd is de waardeering van het w. toenemende. Men ziet, dat de z.g. natuurlijke causale samenhang niet alles verklaart, m. n. de geestelijke waarden, het leven, de ziel, enz. Ook, dat de wereld, het geestelijke leven van den mensch behoeften hebben, die doen uitzien naar boven-natuurlijke hulp. Het besef van den levenden God maakt voor het w. plaats. Het is door Goethe genoemd „des Glaubens liebste Kind”. A. W. Hunzinger, das Wunder (1912); Ph. Kohnstamm, Ontwikkeling en onttroning van het begrip natuurwet (Synthese III, 2, 1916).