Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 10-01-2019

Karakter

betekenis & definitie

Karakter. - Het Grieksche woord charakter beteekent: 1) een werktuig om te graveeren, in te snijden, 2) het gegraveerde, ingesnedene zelf (figuur, stempel); vandaar krijgt het den zin van „kenmerk”, waardoor iets van iets anders onderscheiden wordt en „eigen wezen” als de som der individueele kenmerken eener zaak. Karakteristiek is, wat dit eigen wezen duidelijk doet uitkomen. In ’t bijzonder wordt de term k. aangewend op den mensch en diens individueele geestelijke eigenaardigheid (vgl. Theophrastus).

In dezen zin heeft ieder mensch een karakter, en zijn er vaste en wankelmoedige karakters. — Daarnaast echter wordt de term k. gebruikt voor het vermogen om vast en in één bepaalde richting te willen. Zoo zegt men: „Deze man heeft karakter.” Daartoe behoort consequentie (een zich niet uit den koers laten drijven door invloeden van omgeving en eigen weekelijke stemmingen), moed, arbeidskracht en zelfstandigheid. Zulk een karakter, hoewel steeds aesthetisch aantrekkelijk, kan echter onzedelijk en boos zijn. Zedelijk goed is het eerst, als de wilskracht in dienst van zedelijke doeleinden staat. In het algemeen berust het karakter op een aangeboren, overgeërfden aanleg, die echter door omgeving (milieu) opvoeding en zelftucht gewijzigd en verhoogd kan worden. — Litt.: Fouillée, Tempérament et Charactère (Parijs, Alcan 1895); Th. Elsenhans, Charakterbildung (Leipzig, Quelle 1908).