West-Goten - (de naam Westis gevormd als tegenstelling van Oost; in werkelijkheid Westgoten eigenl. rechte Goten of Terwingen, is de naam, dien een deel der Goten, woonachtig aan Dnjestr en beneden-Donau, aannam). In ’t midden der 3de eeuw deden zij in verbinding met andere stammen invallen in het Romeinsche rijk. Het Ariaansche Christendom vond spoedig bij hen ingang (vgl. ULFILAS).
Toen de Hunnen na het midden der 4de eeuw opdrongen, trok een deel der W. onder Frithigern, na bekomen verlof van de Romeinen, naar den Donau; een ander deel vestigde zich in het tegenwoordige Zevenburgen. Al spoedig kwamen de W. van Frithigern in conflict met de Romeinen. Het Balkan-schiereiland had veel te lijden van hun rooftochten. Een poging van keizer Valens om hen te vernietigen mislukte door zijn nederlaag bij Hadrianopel, 378. ’t Gelukte echter keizer Theodosius aan de W. nederlagen toe te brengen. Eerst in 382 kwam de vrede tot stand, waarbij de W. Moesië kregen. Een deel hunner was niet ingenomen met dezen vrede ; onder leiding van Alarik begonnen dezen opnieuw in 391 den strijd. De OostRomeinen waren niet tegen hen opgewassen, zoodat Alarik feitelijk meester was op het Balkan-schiereiland. In 401 viel hij Italië binnen, waar Stilicho niet in staat was hem te keeren.
Ten slotte gelukte het Stilicho Alarik tot een soort bondgenootschap over te halen. Hij vestigde zich in Noricum en maakte zich gereed tot een tocht naar Gallië, toen de tijding kwam van Stilicho’s dood, 408. Hierop viel Alarik opnieuw Italië binnen, plunderde Rome, 410, en stierf kort daarop. Onder Alariks opvolger Athaulf trokken de W. naar Gallië, waar zij Narbonne, Toulouse en Bordeaux innamen, 413. Hierop vielen zij in Spanje.
In 418 kregen zij van de Romeinen de provincie Aquitania secunda, tusschen Loire en Pyreneeën. Hier stichtten zij het rijk van Tolosa. Litt. : H. Bradley, The Goths, 4th ed. 1898 ; L. Schmidt, Gesch. der german. Völker, Berl. 1909.