Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Hunnen

betekenis & definitie

Hunnen - een Aziatisch nomadisch ruitervolk, dat, na in 375 de Alanen overwonnen te hebben, den Don overtrok, de Oost-Goten onderwierp, de West-Goten over den Donau drong en de landstreken ten Noorden dezer rivier overstroomde. De grootste uitbreiding verkreeg hun heerschappij onder Attila 433—453, toen zij diep in Frankrijk doordrongen, Orleans bedreigden, maar ten slotte na de nederlaag op de Catalaunische velden (450) zich naar Italië wendden. Na den dood van den „Geesel Gods”, 453, was het echter met de macht der H. gedaan en werden zij weer naar Zuid-Rusland teruggedrongen. Hier voerden zij nog strijd met de Oost-Goten onder een zoon van Attila, Dengizich geheeten, maar, nadat deze 468 gevallen was, verdwijnt de naam H. uit de geschiedenis.

Tot welke nationaliteit de H. eigenlijk behoorden, is van ouds een betwist punt. Vooreerst moet men in het oog houden,dat de horden, waarover Attila en andere Hunnen-vorsten het bevel voerden, uit zeer verschillende stammen waren samengesteld, want vele door hen overwonnen stammen, bijv. de Alanen, sloten zich daarna bij hen aan. Men heeft echter gemeend, dat H. oorspronkelijk dezelfde volksstammen aanduidt, die de Chineesche annalen onder den naam Hiung-nu samenvatten. Volgens deze berichten waren deze Nomaden oorspronkelijk gevestigd ten N. van den grooten Chineeschen muur, waar zij in de eerste eeuwen v. C. een machtig rijk vormden. Door onderlinge oneenigdheid en tengevolge van de politiek der Chineezen viel dit rijk uit elkaar en zocht een groot deel van deze stammen nieuwe woonplaatsen door Westwaarts te trekken. Zoo hooren wij eenige eeuwen later van oorlogen der Perzische Sasaniden tegen de Witte Hunnen of Heftalieten, die vermoedelijk een afdeeling der H. vormden. Andere afdeelingen zetten den tocht naar het Westen voort en kwamen zoo naar Zuid-Rusland en deze zijn dan de H. der Europeesche geschiedenis.

Onderweg sloten zich andere stammen, die door hen uit hun woonplaatsen verdreven werden, bij hen aan, geheel op dezelfde wijze als dit vele eeuwen later onder Djengizkhan geschiedde. (Zie MONGOLEN). Is deze voorstelling juist, dan zijn de H. van Mongoolsch-Turksche nationaliteit. Sommige geleerden echter betwisten dit en zijn veeleer geneigd aan Finsch-Oegrische stammen te denken, zoodat de H. de naaste verwanten der Hongaren zouden zijn. Zeker is het, dat het beeld, hetwelk ons de geschiedschrijvers van den cultuurtoestand der H. ontwerpen, levendig herinnert aan wat wij later van de Mongolen en Turken vernemen, al hebben alle primitieve Nomadische volken vele karaktertrekken gemeen. Eigenaardig is de zwaard-cultus, die ons van de H. bericht wordt. Overigens echter worden de H. ons geschilderd als de ergste barbaren tot in hun uiterlijk voorkomen toe en werd hun optreden volgens de berichten gekenmerkt door onmenschelijke wreedheid en vernielzucht.