Went (F. A. F. C.), Nederlandsch plantkundige, geb. te Amsterdam 1863, bezocht aldaar een H.B.School, deed staatsexamen en studeerde aan de Universiteit te Amsterdam in de biologie onder Hugo de Vries, Oudemans en Weber en promoveerde in 1886 op proefschrift De jongste toestanden der vacuolen. Na eenigen tijd in het buitenland bij Strassburger en van Tieghem te hebben gewerkt en korten tijd leeraar in den Haag te zijn geweest, vertrok W. naar Indië, waar hij botanicus was aan het Proefstation voor suikerriet te Tegal en waar hij een aantal onderzoekingen deed vooral over de plantaardige parasieten van het suikerriet.
In 1896 werd hij als opvolger van Rauwenhoff benoemd tot hoogleeraar aan de Rijksuniversiteit te Utrecht, waar hij de beoefening der plantkunde tot grooten bloei bracht, en waar door zijn talrijke leerlingen vele onderzoekingen op het gebied der plantenphysiologie werden uitgevoerd. In 1901 maakt W. een reis naar Suriname en Curaçao, ter bestudeering van landbouwtoestanden in opdracht van de Regeering, in 1914 naar Java, ter deelneming aan het Rubbercongres, in 1923 opnieuw naar Suriname voor botanische onderzoekingen. Sedert 1922 is W. voorzitter van de Koninklijke Academie van Wetenschappen.