Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Haag

betekenis & definitie

Haag of heg, dicht aaneengeplante rij heesters of z.g. veeren, welke dient tot afsluiting van een tuin of tot heining langs een weg of terrein. De h. wordt tot een hoogte van 1 a 1.50 M. en een dikte van 0.20 a 0.40 M. gebracht en door snoeien en knippen (scheren) tot de gewenschte afmeting onderhouden. Ze worden meestal geplant van den haagdoorn of haagbeuk, ook wordt hiervoor Thuja occidentalis stricta, Taxus, Buxus en Ligustrum ovalifolium, n.l. als men altijd groene h. hebben wil, gebruikt. Ze vormt een dichte en mooie afsluiting.

Een h. wordt in de groenteteelt gebruikt, om de terreinen tegen den ongunstigen invloed van sterke winden te beschutten. Het nadeel, dat deze winden veroorzaken, bestaat in het beschadigen van bladeren en stengels, het onttrekken van vocht aan deze plantendeelen, het verlagen der temp., het breken en omverwerpen van steunsels (boonenstokken, erwtenrijzen), het verstuiven van zandgronden, enz. De grootte dezer nadeelen staan niet alleen in verband met de sterkte van den wind, maar ook met zijn richting. In ons land zijn winden uit O. richtingen meer opdrogend en afkoelend dan die uit W. richting. Er bestaan geen middelen, om den invloed van den wind in het open veld geheel te keeren, wel echter, om hem te breken. Het eenvoudigste dezer middelen zijn de h., welke verkregen worden door hoornen in rijen aan de grenzen van groententuinen en op bepaalde afstanden door den tuin aan te planten. Het is niet onverschillig waar deze h. worden aangeplant en ook niet van welke houtsoorten ze worden samengesteld. Aan den omtrek van den tuin worden alleen aan de N.-, de O- of de W.-zijde h. geplant, nooit aan de Z.-zijde, daar de toegang van de zon niet belemmerd mag worden.

Of de Noordelijke, de Oostelijke dan wel de Westelijke h. het hoogst moet worden, hangt af van plaatselijke omstandigheden, n.l. uit welke richting de winden meestal het sterkst zijn. Zoo zal men in N.-Holland, Z.-Holland en Zeeland de Westelijke h. en in verder van de zee verwijderde plaatsen de Noordelijke of Oostelijke het hoogst moeten maken. De h. in den tuin moeten zóó worden geplaatst, dat de schaduw zoo weinig mogelijk nadeel doet, b.v. door deze te laten vallen op paden of slooten. Wat de houtsoorten betreft, die voor de h. worden uitgekozen, moet men zulke nemen, die met haar wortels weinig schade aan de cultuurplanten veroorzaken, die dus geen uitgebreid wortelnet bezitten en dus ook weinig vocht en voedsel uit haar omgeving opnemen. Populieren, beuken en wilgen zijn dan ook weinig geschikt, elzen daarentegen zeer doelmatig. Daar alle houtsoorten op den duur beneden haar takken verliezen, is het noodig, dat de h. van tijd tot tijd kort bij den grond worden ingesneden. Zij maken dan nieuw hout, dat ook bij den grond behoorlijk gevuld is. Tevens wordt de dichtheid der h. bevorderd door ze geen te groote hoogte te laten bereiken, alsmede door een dichte planting der boompjes in de rij.

Op steenbakkerijen worden de versch gevormde steenen, nadat ze een paar dagen op de droogvelden hebben gelegen en eenigszins hard geworden zijn, aan hagen opgetast, waar ze geheel winddroog worden. Ze worden daartoe met eenige tusschenruimte op hun kant schuin op elkaar gezet tot 10 a 15 rijen hoog. De hagen staan in de open lucht en worden tegen regen en al te felle droogte beschermd door rietmatten, welke er tegen gezet kunnen worden. In den laatsten tijd worden de steenen meer en meer in z.g. haaghuizen opgetast; dit zijn smalle open loodsen, bestaande uit stijlen waarop een pannendak rust. Hierdoor komen de rietmatten grootendeels te vervallen en is beschadiging door regen niet meer mogelijk.