Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Varkens

betekenis & definitie

Varkens - De oorspronkelijk in Nederland voorkomende varkensrassen, het groote grootoorige en het kleine steiloorige varken, stammen af van het gewone wilde zwijn, Sus scrofateris. Het Romaansche en ook sommige rassen in den Balkan zijn van Aziatische afkomst. Reeds de Arische volksstammen brachten tamme varkens mee. In de paalwoningen vinden wij resten van dit varken, Sus palustris, turfzwijn genoemd.

Later schijnen ook tijdens de Grieken en Romeinen weer varkens uit Azië in Z.Europa te zijn ingevoerd. Deze Aziatische tamme varkens stammen af van Sus vittatus, het bandzwijn, dat nog in het wild in O.-Indië voorkomt, De oorspronkelijke Europeesche, ook de Nederlandsche rassen, waren laatrijp, groeiden langzaam, doch waren zeer vruchtbaar. Op het laatst der 18de eeuw hebben Engelsche fokkers van het laatrijpe landvarken zeer vroegrijpe rassen trachten te fokken. Zij deden dit door kruising, eerst met het Romaansche, later met het Chineesche, dus met vittatusvarkens. Eerst kreeg men zeer vroegrijpe, snel groeiende, doch veel te kleine varkens, het Essex-, het Sussex- en het klein Yorkshire ras. De twee eerste waren zwart, de laatste wit. Doordat zij te geringe maten hadden, deugden zij voor de praktijk niet, al waren dan ook de deelen, die weinig vleesch leveren, als kop en beenen, zeer klein, en ook de ingewanden licht in verhouding van het levend gewicht. Daarna heeft men door kruising met de landrassen veel zwaardere vroegrijpe rassen gekregen, eerst het Berkshire ras, zwart van kleur, later het Tamworth, rood, en het middelsoort Yorkshire, wit van huid en haar.

Het meest van beteekenis is geworden het omstreeks 1850 gefokte Groot Yorkshire ras „the large white bred”. Dit ras heeft grooten invloed gehad op tal van rassen in Europa. Ook in Nederland is het zeer veel ingevoerd en voor kruising gebezigd, zoodanig, dat zoo goed als alle varkens in Nederland kruislingen zijn met Yorkshire bloed. Ook in Duitschland is veel met het Yorkshire ras gekruist. Men heeft daar, door met het Groot Yorkshire ras doorgaande kruising toe te passen, gekregen het Duitsche Edelzwijn, eigenlijk het Yorkshire ras in Duitschland gefokt. Verder is een tweede ras verkregen, het Veredelde Duitsche landvarken, dat de eigenschappen van het Yorkshire en het Inlandsche vereenigt en die eigenschappen goed overerft. Het is groot, lang, breed en diep, heeft hangende ooren, is vrij sterk beborsteld en heeft een eenigszins afhangend kruis en sterke beenen.

Het is vroegrijp, groeit gemakkelijk, heeft vrij veel vleesch in verhouding van spek, is voldoende vruchtbaar en sterk. Dit laatste ras wordt tegenwoordig in de Oostelijke provinciën van ons land veel gefokt. In de provincie Utrecht komt het Duitsche Edelzwijn nog al veel voor. In de laatste jaren worden in ons land nog wel ingevoerd het groote zwarte Engelsche ras „The large white bred”, en enkele malen het witte „curly coated” varken. Vroeger is ook dikwijls gekruist met het Amerikaansche PolandChina varken, dat zwart van kleur was. Het streven is nu, alle kruising in de varkensfokkerij ter zijde te stellen en de volgende drie rassen zuiver te fokken: 1ste het Inlandsche varken, geschikt voor zeer extensieve bedrijven ; 2de het Veredelde Duitsche landvarken voor gemengde bedrijven, waar behalve met ondermelk en meel ook met de afvalproducten van den landbouw (aardappelen) moet gevoederd worden ; 3de het Groot Yorkshire varken voor de weidebedrijven, waar de varkens uitsluitend wei of ondermelk met meel krijgen.

< >