Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Trekhondenwet

betekenis & definitie

Trekhondenwet - Wet van 14 Juli 1910, Stb. 203, houdende bepalingen ter bescherming van trekhonden. Volgens art. 1 is het den houder van een hondenkar verboden die te gebruiken of te doen gebruiken anders dan met inachtneming van de voorschriften omtrent de lichamelijke gesteldheid en de maat der honden, het tuig, de hondenkar en het geleide bij alg. maatr. van best. gesteld en tenzij hij als houder in een daartoe bestemd register zij ingeschreven. Bij inschrijving wordt hem een nummerbewijs afgegeven (art. 2).

Art. 4 verbiedt den geleider van een hondenkar die te gebruiken anders dan met inachtneming van de voorschriften omtrent de bespanning, de bevrachting en de snelheid bij alg. maatr. v. best. gesteld en zonder voorzien te zijn van het nummerbewijs. Onder hondenkar verstaat de wet ieder voertuig met één of meer honden bespannen (art. 1). Bedoelde voorschriften zijn gegeven bij K. B. van 6 Febr. 1911, Stb. 45, laatstel. gew. 25 Oct. 1920, Stb. 798.

< >