Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 10-01-2019

Maat

betekenis & definitie

Maat - Is bij koop van naar de soort aangeduide goederen (z.g.n. genuskoop) een bepaalde maat bedongen, zoo behoeft de kooper niet met goederen van een andere maat genoegen te nemen (zie WANPRAESTATIE). Is bij den koop van een bepaald voorwerp de maat opgegeven, dan kan, indien later blijkt, dat het andere afmetingen heeft, de kooper slechts in enkele gevallen (zie DWALING en BEDROG) daaraan rechten ontleenen. Voor onroerend goed gelden echter bijzondere bepalingen, vervat in de artt. 1620—1526 B. W.

Onder koop bij de maat verstaat men koop van een in maat uitgedrukte hoeveelheid van eenig óf alleen naar de soort (b.v. 5 M. laken) óf ook individueel aangeduid (b.v. 6 M. laken van een bepaald stuk) goed. Volgens art. 1497 B. W. gaat, althans in het eerste geval, de risico voor verlies, bederf, enz. eerst met de meting op den kooper over.

Voor aanneming van werk bepaalt art. 1644 B. W., dat, indien een werk bij het stuk of bij de maat bearbeid wordt, het bij gedeelten kan worden opgenomen en dat die opneming wordt geacht geschied te zijn voor alle de bepaalde gedeelten, wanneer de aanbesteder den werkman telkens betaalt naar evenredigheid van hetgeen afgewerkt is.

Zie ook MATEN EN GEWICHTEN.