Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Trein

betekenis & definitie

Trein - alles wat een leger noodig heeft, om de krijgsbehoeften te vervoeren. De t. is reeds in vredestijd georganiseerd. De voertuigen zijn voor het grootste gedeelte aanwezig; de overige worden in geval van oorlog aangeschaft, evenals de noodige paarden. Het personeel van den t. wordt bij de treinafdeelingen der regimenten veld-artillerie en bij de motorafdeelingen afgericht.

Men onderscheidt: korpstrein en de treinen der divisie- en legerkorpsstaven; beide (korps- en staftreinen) worden verdeeld in gevechts- en bagagetrein; de gevechtstrein volgt het betrokken onderdeel op het gevechtsveld; de bagagetrein voegt zich weer bij de onderdeelen in den toestand van rust of op marsch buiten bereik van den vijand. Omvang der treinen wordt tot het hoogst noodige beperkt; in vroeger eeuwen waren zij betrekkelijk zeer uitgebreid, omdat er toen ook vrouwen, kinderen, zoetelaars e. d. in opgenomen waren; de geheele nasleep droeg den naam tros en was vaak sterker dan het strijdend gedeelte. Ter verzekering van de goede orde, de juiste uitvoering van de bevelen voor oprukken, opstelling, enz., is een treincommandant aangewezen; ter bescherming dient de treinbedekking, voor een gedeelte samengesteld uit lichte zieken en gewonden.