Werkwoorden vervoegen
treinen
Tegenwoordige tijd treinen
Ik trein
Jij treint
trein jij?
U treint
Hij/Zij/Het treint
Wij treinen
Jullie treinen
Zij treinen
Verleden tijd van treinen
Ik treinde
Jij/U treinde
Hij/Zij/Het treinde
Wij treinden
Jullie treinden
Zij treinden
Voltooid deelwoord van treinen
getreind
Tegenwoordig deelwoord van treinen
treinend