Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Timor

betekenis & definitie

Timor - het Oostelijkste der Kleine Soenda-eilanden. Langwerpig, smal en zoowel naar het Z.W. als naar het N.O. spits toeloopend, doet het, wat zijn gedaante betreft, in het klein aan ’t eil. Sumatra denken. De lengteas, die van.het Z.W. naar het N.O. loopt wordt, ongeveer in ’t midden, door den 9den graad Z.B. onder een hoek van pl.m. 45° gesneden.

De kleinste, Noordoostelijke, helft behoort aan Portugal; de grootste, Zuidwestelijke, maakt deel uit van Nederlandsch Indië, maar bevat nog één Portugeesche enclave; Oikoessi. In het Westelijk deel heeft men, ten N. van de lengte-as, een grillig gevormd bergland, gekenmerkt door steile rotsen, meest van kalksteen; men vindt hier den hoogsten top van Nederl. Timor, den Goenoeng Moetis, 2350 M. Ten Z. van de lengte-as is het bergland niet zoo hoog, en gekenmerkt door kalkplateaus. Het middendeel, nog minder onderzocht dan ’t W., bevat meer plateaus, en voorts op zich zelf staande berggroepen en heuvels; hoogste toppen de Lekaan, 1580 M. en de Leoehitoe, 1950 M. In het Z. ligt een vruchtbare laagvlakte met kokospalmen beplant, langs de voornaamste rivier van Ned. Timor, de Noil Benain; hier was vroeger het rijk van Wainikoe-Waihalé. De Z.-kust is hier meest vlak, de N.-kust bergachtig. Op Portug. Timor wordt de hoogste berg van het eil., de Ramělaoe, 2950 M., gevonden.

Van de rivieren zijn van eenig belang, behalve de reeds genoemde Noil Benain, de Koinono, die de Nederlandsche hoofdplaats Koepang in twee deelen snijdt en door middel van een dam van spoelwater voorziet; voorts de Mota Bikoe en de Bébai, die de natuurlijke grens tusschen Nederlandsch en Portugeesch Timor vormen. Het klimaat wordt beheerscht door de moesons, die hier scherper te onderscheiden zijn dan elders in den O.-I. Archipel gewoonlijk het geval is. Van Mei tot November, soms tot December, valt zelden een druppel regen en is de bodem als verzengd. De West-moeson, die meestal met zware buien inzet, brengt echter in zeer korten tijd verandering in de natuur en hergeeft aan het landschap zijn groen aanzien. Ofschoon het eiland zeker vruchtbare streken telt, is de plantengroei er toch over het algemeen niet zóó weelderig als elders in den O.-I. Archipel. Zwaar bosch wordt weinig aangetroffen.

De voornaamste boomgewassen zijn casuarinen, kajoepoetihboomen, sandelhout en verschillende palmsoorten, waarvan de lontar de meest voorkomende en, wegens het veelvuldig gebruik dat van zijn producten wordt gemaakt (palmwijn, suiker, eetbare noten, bladeren als uitnemend vlechtmateriaal), ook voor de inlandsche huishouding de gewichtigste is. Het hoofdvoedsel der bevolking is djagoeng (maïs). Rijst, meer als weelde-artikel aangemerkt, wordt slechts weinig en dan nog op hoogst primitieve wijze verbouwd. Producten voor de Europeesche markt worden alleen voortgebracht in het Portugeesch gedeelte, waar op groote schaal koffie als dwangcultuur wordt geteeld. Het dierenrijk levert krachtige buffels en een niet groot, doch sterk paardenras. Bijna elke Timorees, die iets beteekent, bezit een paard. De inheemsche bevolking is te onderscheiden in Timoreezen in het Z.W. en Béloeneezen in het midden en N.O. van het eiland. De eersten, zwartachtig bruin van huid en met gekroesd haar, naderen tot het ras der Papoea’s, terwijl bij de Béloeneezen, met hun sluik haar, weinig baardgroei en lichter huidskleur, meer de Maleische (Indonesische) elementen overheerschen.

Van de hoofdstammen onderscheiden zich nog de Koepangers, die in het voormalig rijkje van den radja van Koepang, en op het eil. Sěmaoe wonen, door lichter huidskleur, slankeren en langeren lichaamsbouw, en meer golvend haar; ze hebben waarschijnlijk veel Rotineesch, Sawoeneesch en Soloreesch bloed in zich opgenomen. De kleeding der mannen bestaat uit twee stukken van door de vrouwen geweven katoen (grof van draad, doch sober van lijn en bedaard van kleur), waarvan één om de heupen en één om de schouders wordt geslagen en voorts in een met vertinde spijkertjes of kleine zilveren muntstukken beslagen lederen gordel, ter opberging van kruit en kogels. De vrouwen gaan eenvoudiger gekleed. Haar sarong, kabaia en slèndang (langwerpige omslagdoek) zijn gewoonlijk van zwart of donkerblauw eigen geweven katoen. Zoowel mannen als vrouwen tatoueeren zich, vooral wat hun armen betreft. De huizen op W.-Timor zijn veelal rond, met bijna tot aan den grond rakende daken van gedroogd gras; zij hebben slechts één vertrek met stookplaats in het midden; vensters zijn er niet; de rook gaat door de smalle deuropening; de Béloeneezen hebben rechthoekige huizen op palen. Voor de huizen der hoofden trof men dikwijls doodskoppen aan, als zegeteekens van het nog veelvuldig voorkomende koppesnellen.

Een andere wreede gewoonte bestond ten aanzien van personen, beschuldigd van toovenarij, die veelal met hun familieleden werden doodgeknuppeld. Niettegenstaande deze barbaarsche volksinstellingen, ontbreken de kiemen van ontwikkeling en beschaving niet. Vooral bij het versieren van bamboekokertjes, lepeltjes van hoorn en kokosschalen met snijwerk, zoomede bij het vervaardigen der reeds genoemde weefsels, geven de bewoners blijk van een bijzonder fijn en oorspronkelijk gevoel voor ornamentkunst. In het Portugeesch gedeelte is de Katholieke godsdienst vrij algemeen; elders zijn, met uitzondering van het directe gouvernementsgebied, waar veel Protestantsche Christenen voorkomen, de inboorlingen voor het overgroote meerendeel Heidenen. Zij gelooven aan een groot aantal geesten, nitoe’s, waartoe ook de zielen der afgestorvenen behooren. Voorts kent men goden van maan en sterren, en eindelijk een Hoogste Wezen, Oesi Néno of Zonneheer, in Béloe Nai Meromah genoemd, den schepper van het heelal; tegenover hem als mannelijk beginsel staat Oesi Afoe of Oesi Paha: „.Vrouw Aarde”.

Tal van plaatsen, bergen, rivieren, bosschen, steenen, enz. worden als heilig of onschendbaar (pomali) beschouwd. — De taal is in W.- en een deel van Midden-Timor Timoreesch, nauw verwant met het Rotineesch, in het grootste deel van Midden-Timor Tettum (Tétoen), terwijl in Portug. Timor een aantal van deze beide talen afwijkende talen voorkomen. — Een bijzondere plaats wordt bij de Timoreezen ingenomen door de „toewan tanah” (Maleisch), grondvoogden, aan wie de zorg voor alles wat den bodem betreft is opgedragen. — De bevolking in W.-Timor bestaat uit verschillende stammen, die echter door elkander wonen; in het algemeen komt exogamie met patriarchaat voor; in Z.Béloe echter matriarchaat. Van Nederlandsch Timor staat onder rechtstreeksch bestuur de hoofdplaats Koepang en de kleine vallei van Atapoepoe; de uit de groote rijken Sonnebait en Wainikoe-Waihalé ontstane kleine rijkjes zijn thans samengevoegd tot een 12-tal zelfbesturende landschappen. Het met Portugal op 1 Oct. 1904 gesloten tractaat is afgekondigd in Ind. Stbl. 1909, No. 214.