Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Tiel

betekenis & definitie

Tiel - gern, in Gelderland, 1186 H.A., alles kleigrond. De gem, telt 11.500 inw., die, zoover het platteland betreft, van landbouw en veeteelt leven (vooral varkens en paarden). In hoofdzaak bevat de gern, slechts één nederzetting, n.l. de stad T. (22 H.A.), aan den rechteroever der Waal, ter plaatse waar deze een bocht maakt. Zij is de marktplaats voor een wijden, welvarenden omtrek (Neder-Betuwe, Tielerwaard, Maas-en-Waal), aan den spoorweg Rotterdam—Nijmegen—Arnhem.

T. drijft een levendigen handel in landbouwproducten, o. a. granen en bezit drie groote fruitveilingen (kersen). Verder heeft de stad twee metaalfabr., een machinefabr., jamfabr., papierfabr., tabak- en sigarenfabr., manden- en klompenmakerijen. Tot de merkwaardige gebouwen behooren: de Groote of St.-Maartenskerk, in 1380 uitgebreid en in 1411 voltooid; zij bezat toen een lengte van 80 M., die thans tot op meer dan de helft verminderd is. De toren is in zijn tegenwoordigen vorm gebouwd van 1440 tot 1451. De kerk was eenmaal de grootste van Gelre ; zij bevat het praalgraf van Graaf Steven van Welderen, generaal in den Spaanschen successieoorlog (土1709); het is een stuk werk van den beeldhouwer Jean Baptist Xavery. De R.-K. kerk dateert van 1788 en werd in 1859 vernieuwd. Het stadhuis bezit eenige herinneringen aan Baron Chassé, die in T. geboren werd. In 1892 verkreeg de stad van ’t Rijk een vluchthaven voor 100 schepen; de gem. gaf een subsidie, maar moest na de voltooiing voor het onderhoud zorgen. — Geschiedenis.

In Karolingischen tijd moet T. een handelsplaats zijn geweest, waar de landsheer tol hief. In een charter van 896 schenkt hertog Zwentibold van Lotharingen aan de kerk van Utrecht vrijheid van tol te Tiale. In 972 en volgende jaren vinden wij een keizerlijk hof en tolhuis vermeld. Alpertus van Metz geeft in zijn geschiedverhaal bijzonderheden over T. in de 11de eeuw. Na nog in 1006 geleden te hebben van een strooptocht door Scandinavische zeeroovers, blijkt de stad, Tile of Tyle geheeten, toenmaals belangrijken handel op Engeland en het Rijngebied te hebben gedreven. Tielsche kooplieden worden te Londen en Keulen vermeld; aan den strijd tegen Dirk III van Holland, wegens diens tol aan de Merwede, namen de Tielenaars deel. In de 13de eeuw was echter de Tielsche handel grootendeels vervallen; de tol was in 1174 naar Kaiserswerth verplaatst. In dezen tijd moet de stad onder gezag van Brabant zijn gekomen; na langdurigen strijd wist in 1334 graaf Reinald II van Gelre haar te bemachtigen; volgens uitspraak van koning Philips VI van Frankrijk werd zij Geldersch bezit, in ruil voor ander gebied.

In den binnenlandschen strijd na R. II steunde T. diens tweeden zoon Eduard, waarvoor Reinald III haar in 1350 belegerde, innam en voor ’t grootste deel liet verbranden. In de omgeving werd R. III in 1361 geslagen en gevangengenomen. De stad had in de 15de eeuw een democratischen regeeringsvorm: de keuren en andere overheidsmaatregelen behoefden goedkeuring door de burgerij op de z.g. buurspraken. Een eigenlijke Hanzestad is T. niet geweest; wel stond het met de Hanze in verband. Tijdens den 80-jarigen oorlog had de stad, waar overigens door een verdrag van 1566 tolerantie op punt van godsdienst heerschte, Spaansche bezetting tot 1579, toen hopman Diederik Vijgh haar onder Staatsch gezag bracht.

Bekend zijn de mislukte samenzweringen in 1606 en 1621 onder leiding van Jac. Mom, ambtman van Maas en Waal, om haar weer in Spaansche handen te brengen. Litt.: Meilink, De Nederl. Hanzesteden (1912); Van Veen, Rechtsbronnen van Tiel (Werken Ver. v. Oud-Vaderl. Recht, 1901).