Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Thebe

betekenis & definitie

Thebe - 1) de voornaamste stad van het landschap Boeotië; haar burcht Cadmea zou reeds door Cadmus en zijn Phoenicische gezellen gesticht zijn. De oudste geschiedenis van T. is rijk aan sagen (van Oedipus, van den tocht der zeven vorsten, e. a.); in den bloeitijd bedroeg de omtrek van den ringmuur minstens 7 K.M.; de regeeringsvorm was sedert de achtste eeuw v. C. streng aristocratisch. Tijdens de Perzische oorlogen stond T. aan de zijde der Perzen en streed met hen tegen Atheners en Spartanen bij Plataeae. In den oorlog tegen Sparta werkte T. zich na den slag bij Leuctra (371) tot de voornaamste mogendheid in Griekenland op.

De haat van T. tegen Phocis verwekte den Phocencischen of heiligen oorlog (356-346) en eindelijk riepen de Thebanen koning Philippus II van Macedonië te hulp tegen de Phocensen; later verbonden zij zich met Athene tegen dien koning, doch werden (338) verslagen en eindelijk werd de stad geheel verwoest door Alexander in 335. Cassander herstelde haar werder (316), doch haar vroegere bloei keerde niet terug. In de Middeleeuwen kwam T. weer op door haar zijdeweverij en purperververij, verzonk onder de Turken weer tot een dorp (nieuwgrieksch Thivae of Thiva, Phiva), dat in den laatsten tijd weer begint op te komen. Het beslaat de ruimte der oude Cadmea, is hoofdplaats van de gelijknamige eparchie van den nomos Attika-Boeotië, zetel van een bisschop, telt ongeveer 4000 inw. en is door een rijweg met Athene en Livadia verbonden. Op de plaats van het oude T. bevinden zich nog twee dorpen, Theodori en Pyrgi.

2) in het Egyptisch Oeëset of ook wel Net, d. i. de stad geheeten, was in de Oudheid vermaard om haar tempels. In het Oude Rijk was zij de hoofdstad van een gouw, wier plaatselijke god de oorlogsgod Mont was. Toen gedurende het Middelrijk de vorsten van T. den koningstitel hadden gekregen, trad de stad meer op den voorgrond. Haar hoogsten bloei bereikte zij onder de koningen van het Nieuwe Rijk. Amon was toen haar hoofdgod. Het bleef de residentie tot de 21ste dynastie, toen deze naar de Delta werd verlegd. Daardoor ging de stad achteruit. In de 7de eeuw v. C. werd zij door de Assyriërs geplunderd.

De Ethiopische Dynastie vestigde er haar residentie. Alexander de Groote en de vorsten uit het huis der Lagiden deden veel aan de verfraaiïng der stad. Door haar deelneming aan een opstand tegen Epiphanes, die mislukte, werd zij achteruitgezet tot een provinciestad. Onder Ptolemaeus X Soter II werd zij voor een groot gedeelte vernield. In 30-29 werd zij tengevolge van een opstand tegen de Romeinen geheel verwoest. Strabo geeft een beschrijving van de stad na haar verwoesting. Tot haar voornaamste bouwwerken behoort o. m. de tempel van Karnak, de tempel van Luxor, het Ramesseum, enz.

< >