Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Tempelieren (orde van -)

betekenis & definitie

Tempelieren (orde van -) - naam van een ridderorde, welke in 1119 gesticht werd door Hugo de Paym, een Fransch edelman. De leden beloofden zich als reguliere geestelijken aan den dienst van Christus te wijden. Kuischheid, armoede en gehoorzaamheid waren hun geloften. Den naam T. kregen de leden, doordat hun een deel van ’t paleis van den koning van Jerusalem, dat in ’t Zuiden aan den tempel grensde, tot verblijfplaats werd ingeruimd.

In de eerste negen jaren telde de orde slechts weinig leden, maar langzamerhand nam ’t aantal toe, terwijl haar leden, ondanks de gelofte van armoede, de beschikking hadden over belangrijke goederen. Niet alleen in Palaestina hadden zij nederzettingen, maar ook in W.-Europa. Na den val van Acco (1291) werd de zetel van de orde Cyprus, waar de grootmeester vertoefde. Ten einde zich van de goederen der orde meester te maken, begon Philips IV van Frankrijk tegen de orde de beschuldiging te uiten van ketterij. Niet onmogelijk is het, dat verschillende T., door hun verblijf in ’t Oosten, niet geheel en al meer zuiver in de leer waren. De geheimzinnigheid, waarmede de T. zich omringden, maakte hen in de oogen van ’t publiek verdacht.

In Oct. 1309 begonnen de processen tegen de T. in Frankrijk, nadat in 1307 paus Clemens V de vorsten uitgenoodigd had de T. gevangen te nemen. Gretig maakten de vorsten hiervan gebruik, ten einde de hand te kunnen leggen op hun bezittingen. (Engeland deed het in 1308, Aragon eveneens in dat jaar). Tal van T. werden tot den brandstapel veroordeeld; in Maart 1314 viel dit lot ook ten deel aan den grootmeester Molay te Parijs. De vernietiging der orde, welke hiermede een voldongen feit was, is van beteekenis geweest, doordat daarmede de Christenheid verloren had een bolwerk tegen de zich ontwikkelende macht der Mohammedanen. Litt.: Wilcke, Geschichte des Templerordens (1860); Prutz, Entwicklung und Untergang des Templerherrenordens (H. Z. 64); Grange, The fall of the Knights of the Temple (1895); Loiseleau, La doctrine secrète des Templiers (1872); Laurent, Procès des frères de l’ordre du Temple (1888).

< >