Sneeuw - atmosferische neerslag, welke bij temperatuur onder het vriespunt door sublimatie van den atmosferischen waterdamp tot ijskristalletjes ontstaat. Bij groot waterdampgehalte ontstaan ijskristalletjes en ijsplaatjes, die, als zij grooter worden, aangroeien tot meer of minder groote vlokken en gaan vallen. Sneeuw ontstaat eerst bij temperatuur ver onder het vriespunt.
De sneeuw van het hooggebergte en van de poolstreken bestaat uit fijne en droge korrels en niet als bij ons uit grove losse vlokken. Bij temperaturen even boven het vriespunt valt de sneeuw soms gemengd met regen of zijn de sneeuwvlokken in smeltenden toestand. Men spreekt dan van „natte sneeuw” (Eng. sleet).
