Wat is de betekenis van sleet?

2024-04-27
Wielersportwoordenboek

Jan Luitzen (2009)

sleet

(de; g.mv.) SP - (van het lichaam) het slijten, verslijten, aftakeling. • Het Belgisch kampioenschap in 1997 is Paul Herijgers' laatste grote wapenfeit, want met de jaren komt er sleet op het veelgeplaagde lijf van de veldrijder. (POLFL)

2024-04-27
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

sleet

(de) het verslijten, slijtage, aftakeling. Een degelijk concert met mooie momenten, maar toch vooral een dat de sleet op de machine toont. - GvA, 17-03-2003. Het frêle postuur en het hese timbre kunnen bezwaarlijk zijn verdienste genoemd worden, wel het feit dat hij het in het Frankrijk van De Gaulle aandurfde die thema's aan te boren d...

2024-04-27
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

sleet

Het (ver)slijten; de omstandigheid dat of de mate waarin iets (ver)slijt: slijtage; - ook m. beur. t. pers.: het afnemen van de lichamelijke en/of geestelijke vermogens, soms bep.: aftakeling. Had hij thuis geen vrouwvolk soms? Trien was er en daar kwam nooit sleet aan, OP DE BEECK 1947, 125. ’t Ging goed met de dorsmachine. Hij heeft ze all...

2024-04-27
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Sleet

s.; (aftrek), sleet; (het slijten), slyt.

2024-04-27
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

sleet

I. natte sneeuw of hagel met regen; II. sneeuwen met regen.

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Sleet

I. v., 1. het slijten, verslijten; 2. versleten plaats: er is breuk noch sleet aan, het is geheel nieuw; II. bn.: mijn schoenen zijn half sleet, half versleten.

2024-04-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

sleet

v. (het slijten, slijtage): er is sleet noch breuk aan, het is geheel gaaf.

2024-04-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

sleet

( 'sle:t) I. v. (-je l. Eig. het (ver)slijten : er is nog geen -je aan. → breuk. 2. Metn. afgesleten, afgedankt schip. II. bn. en bw. versleten : die schoenen zijn half -.

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-27
Keur van Nederlandsche woordafleidingen

J.Pluim (1911)

Sleet

„geen sleet of breuk”; sleetsch; van: slijten (z.d.w.). Hierbij ook: slet = verachtelijk vrouwspersoon; letterlijk: een afgesleten stuk van een kleed, een vod.