Dorn - (Heinrich Ludwig Edmund), Duitsch toonkunstenaar, geb. 1804 te Königsberg, overl. 1892 te Berlijn; studeerde in de rechten, ofschoon hij reeds de muziek tot beroep gekozen had; vestigde zich, na eene lange reis, te Berlijn en werd daar leerling van Ludw. Berger (piano), Zelter en Bernhard Klein (compositie). D. leidde aanvankelijk een zwerversleven, was operakapelmeester te Königsberg, Leipzig, Hamburg en Riga. Volgde in 1843 Conradin Kreutzer op als kapelmeester aan het stadtheater te Keulen, waar hij ook eene muziekschool stichtte, waaruit later het bekende conservatorium voortgekomen is.
Na den dood van Otto Nicolai in 1849, werd D. benoemd tot hofkapelmeester a. d. Opera te Berlijn, later ook tot lid van de Akademie der kunsten. 1869 werd D. tegelijk met Taubert plotseling gepensionneerd, zonder dat men de redenen daarvan kon doorgronden; als pleister op de wonde werd hem de titel van professor verleend. D. was, in zijn tijd, een componist van beteekenis; zijne opera’s werden een tijdlang veel opgevoerd (belangrijkste: die Nibelungen, Berlijn 1854). Ook als dirigent, evenzoo als schrijver over muzikale onderwerpen, was D. iemand van gezag. Lange jaren was hij muzikaal verslaggever van de „Neue Berliner Musikzeitung” en van de „Post.” Hij schreef eene autobiografie (Aus meinem Leben) in 6 deelen. Zijn zonen Alexander en Otto waren toonkunstenaars van groote gaven en werden geheel door hunnen vader opgeleid. Beiden hebben veel gecomponeerd.