Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Rubens

betekenis & definitie

Rubens - (Peter Paul), geb. 1577 te Siegen in Duitschland, gestorven 1640 te Antwerpen. Vlaamsch portret-, landschap- en historieschilder. Leerling van Tobias Verhaeght, Adam van Noort (1595—’97) en gedurende twee jaren van Otto Vaenius te Antwerpen, in 1596 en’97. In 1598 werd hij in het gilde van St.

Lucas te Antwerpen opgenomen. In 1600 vertrok hij naar Italië, waar hij hofschilder werd van den hertog van Mantua, Vincenzo Gonzaga, die hem naar Venetië en Rome zond om copieën te maken. In 1603 maakte hij een diplomatieke reis naar Spanje en was in 1608 in Antwerpen terug, waar hij tot zijn dood in 1640 verblijf hield, met uitzondering van een verblijf te Parijs in 1625, waar hij voor Maria de Medici een aantal schilderijen maakte voor het Palais du Luxembourg (thans in het Louvre) en eenige diplomatieke reizen naar Spanje en Engeland, die hem in contact brachten met Philips IV en Karel I. Rubens’ leven is uitermate productief en voorspoedig geweest. Zijn schilderstalent was geniaal en onbeperkt; hij bracht de academisch verstarde Vlaamsche schilderkunst van het einde van de 16de eeuw in geheel nieuwe banen en heeft vele medewerkers en navolgers gehad, die den roem van zijn talent verspreidden en de Vlaamsche schilderkunst in de 17de eeuw maakten tot een buitengewoon eigene en roemvolle. Rubens is de Vlaamsche barokschilder bij uitnemendheid. Zijn bijbelsche voorstellingen, zijn uitbeeldingen van mythologische verhalen en legenden, die hem als een echt humanist zeer vertrouwd waren, zijn portret- en landschapschilderkunst, kortom alles wat hij met het penseel of de teekenstift heeft tot stand gebracht, getuigt van een zoo volmaakt kunnen en van een zoo heftig temperament, dat de waarachtige schilder in al zijn werken is te herkennen. Het was ondoenlijk, dat hij een dergelijke veelzijdigheid alleen kon samenvatten en verwerken; daartoe heeft hij velen aan zijn atelier verbonden, die met hem de beroemde werken hebben gemaakt, waarvoor hij somtijds slechts het gegeven heeft aangeduid of waaraan hij de laatste hand heeft gelegd. Dit moet men met de werken van Rubens steeds bedenken.

Tot die samenwerkers behoorden Van Dijck, Abraham van Diepenbeeck, Theodoor van Thulden, Frans Snijders, Gérard Seghers, Caspar de Crayer en zoovele anderen. Sommigen hunner, zooals Hendrik van Balen, Jan Breughel II, Frans Snijders, Jacob Jordaens zijn dan hun eigen weg gegaan op een eigen terrein, dat hun meer speciaal lag, maar dat toch zijn oorsprong vond in het machtige talent van den leermeester, die dit alles zelf beheerschte. Een samenvatting van zijn werk met zijn levensgeschiedenis en de afbeeldingen der 550 werken, die van hem bekend zijn, vindt men in Dl. V der Klassiker der Kunst van de hand van Adolf Rosenberg. Voor de speciale litteratuur zij verder verwezen naar W. v. Bode, Die Meister der "Flämischen und Holl. Malerschulen (1919); R. Oldenbourg, Die Flämische Malerei des XVIIen Jahrhunderts en voorts Wurzbach, Niederl. Künstlerlexikon.