Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Antwerpen

betekenis & definitie

Antwerpen - 1) provincie van het koninkrijk België, oppervlakte ruim 2800 K.M2, met 936.000 inw., meest Vlamingen. De prov. is verdeeld in 3 arrondissementen: Antwerpen, Mechelen en Turnhout;

2) hoofdstad van de prov. en van het arrond. Antwerpen, tweede stad van het koninkrijk België, 14 K.M. van de Nederl. grens, 40 K.M. van Brussel, aan den rechteroever der Schelde, die hier bij ebgetij 350 M. breed is. — De oorsprong van deze handels- en kunst-stad schijnt op te klimmen tot de vroege middeleeuwen; althans in de achtste eeuw, in 726, vindt men de plaats reeds gemeld, terwijl de persoonsnaam „Andoverpienses” reeds in 640 voorkomt. Verder is omtrent den oorsprong niets zekers bekend. Vandaar de bekende sage van den reus Druoon Antigoon, die dienen moet, om den naam der stad te verklaren. De reus hief een tol op al de schepen, die de Schelde af- en opvoeren en ieder, welke deze belasting weigerde te betalen, sloeg hij de rechterhand af, die hij dan in den golvenden stroom wierp; hij hield de bevolking ijzervast onder zijn reuzenarm gekneld, tot een Antwerpsch burger, Xilvius Brabo, — een moderne David, die den strijd zou aangaan tegen Goliath, en waarschijnlijk ook een van de eerste partijgangers van den vrijhandel — het plan smeedde om zijn vaderstad van dien dwingeland te verlossen. De sage vertelt ons, dat hij hem versloeg, het hoofd en een hand afkapte en deze hand in de Schelde slingerde. Dit zou dan de oorsprong zijn van den naam der stad, „Handwerpen”, natuurlijk als „Antwerpen” uitgesproken, wat een bewijs zou zijn, dat de toenmalige Vlamingen en de Antwerpenaars in het bizonder reeds de h niet uitspraken, een dialectische eigenaardigheid, die hun in den loop der tijden tot op den dag van heden nog steeds is bijgebleven. Aan deze fantastische sage danken het standbeeld van Brabo en het wapen der stad hun ontstaan: de burcht in het wapen is de voorstelling van die van den reus Druoon Antigoon en de twee handen daarnaast moeten herinneren aan de lichaamsdeelen, waarmede hij eens de bevolking dwingelandde, doch die hem later door een kloeken telg van het lijf gesneden werden.

Diezelfde sage bezielde ook het heerlijke kunstwerk van Jef Lambeaux, de prachtige fontein op de groote markt, die ieders bewondering wekt. Het schijnt, dat in de Xde eeuw een versterkt kasteel door keizer Otto I werd opgericht, dat de eerste kern van de huidige stad uitmaakte. Met de toenemende uitbreiding werd ook de omheining van dien burcht meer dan eens verwijd. In de XVIe eeuw werd die burcht door de Spanjaarden als gevangenis gebruikt en de inquisitie hield er haar zittingen. Wat er van overgebleven is, het tegenwoordige „Steen”, werd voor een dertigtal jaren hersteld en tot oudheidkundig Museum ingericht. Dat de stad verschillende malen moest worden uitgelegd, was het gevolg van de snelle ontwikkeling van haar handel. In 1291 verkreeg zij van Hertog Jan I van Brabant een aantal vrijheden, die haar bloei werkelijk bevorderden. In 1319 reeds bij de Duitsche Hansa aangesloten, bereikte A. toch eerst in de XVIe eeuw als handelsstad het hoogste.

Maar na die nooit gekende welvaart, kwamen treurige tijden. Op alle gebied had de stad gedurende de Spaansche overheersching erg te lijden. In 1566 vernielde de beeldenstorm de kunstschatten der Hoofdkerk. In 1576 vermoordden de Spanjaards 8000 inwoners en staken het stadhuis met al het omliggende in brand. In 1583 moest de stad Frans van Anjou terugdrijven, die zich bij verrassing van A. wilde meester maken. Op 15 Aug. 1585 gaf zij zich na een beleg van 14 maanden aan Parma over. Na het sluiten van de Schelde in 1648, verviel de Antwerpsche handel, de eenige levensbron van de stad, meer en meer. Dit duurde tot 1795, na de verovering van de Z.-Ned. door de Franschen, toen de schepen opnieuw tot Antwerpen konden varen.

Napoleon wilde haar tot een oorlogshaven maken, „un pistolet chargé dirigé sur le coeur de l’Angleterre” en liet de eerste dokken graven. Tijdens de vereeniging met Nederland werd dit werk ijverig voortgezet — een nog bestaand dok draagt trouwens den naam van koning Willem I. Van dit tijdstip af is er een merkbare verbetering te bespeuren en sinds 1870 doorleeft de Scheldestad een tijdperk van bloei, dat door geen ander geëvenaard werd. In 1863 werd de Scheldetol, dien de aankomende schepen nog aan Nederland te betalen hadden, afgekocht; in 1866 werden de Spaansche vestingwerken, op de plaats waar nu de Handels-, Kunst-, en Nijverheidslei zijn, afgebroken en nieuwe aangelegd, waardoor twee aanzienlijke gemeenten, Borgerhout en Berchem, binnen de omheining werden opgenomen. Deze vestingen werden eveneens onlangs gesloopt. De haveninrichtingen werden voortdurend uitgebreid en verbeterd. Ook de stad werd verfraaid, nieuwe straten en lanen werden getrokken en andere verbreed, parken aangelegd, sierlijke openbare gebouwen opgetrokken. Aan den bloeienden handel is het te danken, dat de bevolking van A. sedert 1830 meer dan vervierdubbeld is, wat uit de volgende opgave blijkt:

in 1830 waren er 73,000 inwoners.

„ 1850 „ „ 89,000 „ „ 1870 „ „ 136,000 „ „ 1890 „ „ 239,000 „ „ 1910 „ „ 320,000 „ Met Berchem en Borgerhout telt A. over de 400,000. inwoners.

A. is de kunststad bij uitnemendheid, de bakermat van schilders, zooals Quinten Metsys, Rubens, Van Dijck, Jordaens, de beide Teniers, Van Orley, Frans de Vriendt, De Vos, Vrancken, Pourbus, Venius, Van Noort, Snijders, de Crayer, Rombouts, van Moll, Hevreyns, de Keijzer, Verlat, Van Serius, Leys, de Vriendt, van der Ouderaa, Tadema, Tarazijn, van Kuyck, van Lumputter, Lagye Mols, Lies, Verstraete, Klaus, Verhaert, Vloors, Vaes, Gestel, enz.; van beeldhouwers, Quellin, Faidherbe, Jef Lambeaux, Duguesnoy, enz.; bouwkundigen, Cornelis de Vriendt, Jan Appelmans, de Waytemaekere, enz.; drukkers, Plantin, Moretus, Verhoeven; de geograaf Ortelius en schrijvers, van der Noot, Marnix van St. Aldegonde, Conscience, de van Rijswijcken, van Beers, Rooses, Boekelmans, Pol de Mont, de Bom, Eekhoud, van den Oever, enz.; componisten, Peter Benoit, de Lattre, Blockx, Keurvels, Mortelmans, Van Hoof, Candaal.

Openbare Gebouwen. — Het Stadhuis, opgericht naar het ontwerp van Cornelis de Vriendt, van 1561 tot 1565, gedeeltelijk in 1576 door de Spaansche soldaten verwoest, in 1581 weer opgebouwd. In de nabijheid van het Stadhuis aan de Groote Markt verheffen zich eenige oude Gildehuizen uit de XVIe eeuw, waarvan de schoone voorgevels hersteld zijn. Daar staat de fontein van Brabo (zie boven). De Beurs is een Gotisch gebouw (1581) van Dom de Waytemaekere. Tweemaal werd dit door brand verwoest, in 1581 en 1588, doch werd telkens in denzelfden stijl ruimer opgebouwd.

Musea. — Het Steen, uit de Xe eeuw, is een deel van den burcht van A. en werd door Karel V hersteld en aan de stad geschonken. Het werd de zetelplaats van de Inquisitie en dient thans tot Museum van oudheden. Het Vleeschhuis uit de XVIe eeuw, vroeger van het Gilde der beenhouwers, is thans tot Museum van Kunstnijverheid ingericht. Museum Plantin-Moretus, een museum der boekdrukkunst, ingericht in de woning en de werkhuizen van den vermoorden Christoffel Plantin (1514-1589) en zijn schoonzoon Moretus. Museum van Folklore, ook ingericht in een der huizen van Plantin-Moretus. Museum van Schoone kunsten bergt een rijke verzameling werken van de verschillende kunstscholen.

Kerken. — De Hoofdkerk O. L. Vr., één van de schoonste en grootste Gotische kerken. Begonnen in 1352 onder het toezicht van Jan Appelmans, werd ze eerst twee eeuwen later voltooid, en bergt kunstwerken van groote waarde. De St. Jacobskerk, uit de XVe eeuw is rijker aan kunstwerken dan de hoofdkerk. Verder nog de fraaie en rijke St. Pauluskerk, de St. Carolus, Baromeus- en St. Andrieskerk.

Standbeelden. — A. heeft in dankbare herinnering aan beroemde kunstenaars en schrijvers, gemeentebestuurders en weldoeners gedenkteekens opgericht, nl. aan de schilders Rubens, van Dijck, Jordaens, Teniers, Metsys, Leys; aan de schrijvers Conscience, Th. van Rijswijck, J. van Beers, Frans de Cort; aan de burgemeesters Loos, Leopold de Wael en schepen Allewaert. Als geschiedkundige gedenkteekens worden vermeld: de Fontein van Brabo, de beeldengroep Boduognat, de vrijmaking der Schelde, de Fransche Furie, Leopold I, Lambermont en Dhanis.

De Dierentuin, 10 Hektaren groot, is een der schoonste der wereld.

De Haven van A. is op den rechteroever der Schelde gelegen, op een afstand van 88 K.M. van de zee; de grootste schepen varen zonder moeite den stroom op tot aan de kaden, waar zij kunnen landen, zonder eerst te moeten lichten. De haven bestaat uit twee goed onderscheiden gedeelten: 1) de haven langs den stroom, bestaande uit kaaimuren met groote kaaivlakte; 2) de binnenhaven, bestaande uit dokken met sluizen. Deze dokken zijn te onderscheiden in dokken voor zee- en dokken voor binnenvaart. De Scheldekaden zijn 6 K.M. lang, de dokken hebben een aanleglengte van 21,5 K.M. Om en langs de haven hebben de spoorlijnen een lengte van 160 K.M. Dank zij hare verbeterde inrichtingen heeft de haven van A. kunnen voldoen aan een immer groeiende handelsbeweging, waarvan de hieronderstaande tabellen de belangrijkheid aantoonen.

Zeevaart.

Jaren. Getal ingekomen schepen. Tonnemaat der schepen in Moorsontonnen.

1900 5244 6,691,791 1905 6034 9,850,592 1909 6474 11,940,332 1912 6973 13,761,590 Binnenvaart.

Jaren. Getal ingekomen schepen. Tonnemaat in tonnen van 1000 K.G.

1900 32990 4,994,347 1905 36651 7,400,815 1909 39705 8,169,754 1912 41892 9,671,505 1916 9858 2,517,809 Nieuwe vergrootingsontwerpen staan op het programma der Antwerpsche werkzaamheden, die naar volgende tabel de oppervlakte der haveninrichtingen aanduiden:

Tegenwoordige oppervlakte. oppervlakte, geraamd na uitvoering der nieuwe ontwerpen.

Oppervlakte der dokken 93 HA. 510 HA.

Lengte der kaaimuren en steenen glooiingen 16 KM. 50 KM.

Oppervlakte der loodsen 57 HA. 340 HA.

Handel. A.’s ligging aan de voor groote schepen bevaarbare Schelde maakt het tot de haven voor in- en uitvoer, niet alleen van België, maar ook van een deel van N. Frankrijk en W. Duitschland, alle dichtbevolkte gebieden met belangrijke nijverheid. Een groot nadeel is echter, dat een gedeelte van dit natuurlijk achterland van A. behoort tot andere staten, waarvan de regeeringen den overzeeschen handel met kunstmiddelen over de eigen havens trachten te leiden, n.l. wat Frankrijk betreft over Duinkerken en Le Havre en wat Duitschland aangaat over Emden, Bremen en Hamburg. Zoo heft Frankrijk bijzondere lasten van alle goederen, die over Antwerpen worden uitgevoerd, terwijl in Duitschland de spoorwegtarieven het vervoer naar eigen havens begunstigen. Bovendien heeft A. in Rotterdam een concurrent, die het als haven voor W. Duitschland heeft overvleugeld, zoowel door zijn ligging aan den Rijnmond, als door de betere inrichting der havens, speciaal voor het lossen van granen. Is Rotterdam echter hoofdzakelijk een haven voor invoer, A. is door de reusachtige Belgische industrie, in staat met de producten daarvan de uitgaande, schepen te bevrachten, zoodat invoer en uitvoer er ongeveer aan elkaar gelijk zijn. Zoo werd in 1912 in A. ingevoerd voor ± 2400 millioen gulden, uitgevoerd voor ± 1900 millioen. — Voor de verbinding met het achterland dient in de eerste plaats het dichte Belgische spoorwegnet en als waterwegen: de Schelde en de groote kanalen, die A. met Brussel en het Henegouwsche- en Luiksche industriegebied verbinden. Voor de waterverbinding met het Rijngebied wordt gebruik gemaakt van het kanaal door Z.-Beveland. — Meer dan 9/10 van België’s overzeeschen handel gaat over A., echter slechts voor een klein gedeelte met Belgische schepen, daar de eigen reederij van A. weinig beteekent. Zoo kwamen in 1912 binnen: 6973 vaartuigen met een inhoud van 13.761.591 ton. (Voor Hamburg en Rotterdam was in dat jaar de tonneninhoud resp. 13.797.000 en 12.094.030).

Daarvan waren Engelsch: 3394 schepen met 6.269.438 ton inhoud; Duitsch: 1627 schepen of 4.149.517 ton; Belgisch: 495 schepen of 921.731 ton. A. is de stapelplaats voor de producten van Belgisch-Congo: vooral voor caoutchouk en ivoor; voor ivoor is het de eerste der wereld, voor caoutchouk wordt het slechts door Liverpool overtroffen. Het is een der voornaamste graanmarkten; granen vormen ongeveer de helft van allen invoer in A.; zijn leveranciers daarvoor zijn Roemenië, de Vereenigde Staten en Argentina. Ook komt in A. de meeste Braziliaansche koffie ter markt. Verder worden ingevoerd belangrijke hoeveelheden rijst (uit Birma), copra (van de Philippijnen), cacao (vanuit Portugal ingevoerd — uit de Portugeesche bezittingen aan Afrika’s W. kust afkomstig —; van uit Engeland — uit Venezuela —; en van uit Frankrijk — uit Haïti).

Ook veel katoen (uit de Vereenigde Staten en Engelsch-Indië), wol (uit Australië, Argentina en Engeland). — De uitvoer omvat grootendeels fabrikaten: in de eerste plaats ijzer en staal (naar Argentina, Engeland, Engelsch-Indië, Duitschland, Brazilië, enz.), stoffen en garens (vooral van katoen) (meest naar Engeland, Vereenigde Staten, Engelsch-Indië, enz.), glaswerk (naar Engeland, Japan, Canada), suiker (naar Engeland). Verder steenkool, cement, phosphaten, enz. A. is ook een zeer belangrijke haven voor landverhuizers; jaarlijks vertrekken er van hier ± 80.000. Een Nederlandsch consulaat behartigt in A. de belangen van onzen handel.

Industrie. A. is geen industriestad. Industrieën van belang, die er zich gevestigd hebben, zijn: distilleerderijen, diamantslijperijen, suikerraffinaderijen.

De vesting A. vormt het centraal reduit van het Belgische vestingstelsel. Gebouwd in de jaren 1860-1864 volgens de ontwerpen van den Generaal de Brialmont, die hierbij voor het eerst rekening hield met het toen pas ingevoerde getrokken geschut, werd deze vesting in de latere jaren gemoderniseerd in verband met de groote, verbeteringen op artilleristisch gebied. De forten waren n.l. hiertegen niet meer bestand, terwijl hun afstand tot de kern te klein was, om deze bij eene beschieting te kunnen beschermen. De nieuwe forten werden echter geconstrueerd volgens het tactisch niet juiste beginsel der eenheidsforten, die door hunne groote afmetingen en zichtbaarheid eene groote trefkans bieden aan het aanvallend geschutvuur. Met het minder goed gebruik, dat het Belgisch veldleger van deze vesting maakte en met de constructie in ongewapend beton, hetwelk tegen modern brisant-granaatvuur een onvoldoend weerstandsvermogen heeft, is deze tactisch verouderde inrichting een der hoofdoorzaken geweest voor den snellen val van deze forten in den wereldoorlog van 1914 en volg. jaren. Van de vesting wordt de hoofdlijn van weerstand gevormd door een kring van nieuwe forten, op een afstand van 10-15 K.M. van de stad gelegen. Op den linker-Scheldeoever, waar een aanval minder te vreezen is, wordt de lijn van weerstand gevormd door enkele oudere forten als Ste. Marie, Zwijndrecht en Cruybeke, een verdedigbaren wal tusschen de forten Zwijndrecht en Ste.

Marie en enkele nieuwere werken, welke bij het uitbreken van den wereldoorlog nog slechts ten deele gereed waren. Als tweede lijn van weerstand dient in het noordelijk gedeelte een wal met goed geflankeerde natte gracht, bestemd tot opstelling voor infanterie en licht geschut (in hefkoepels), alsmede het oude fort Merxem. In het Zuidelijk gedeelte wordt deze lijn gevormd door de verbeterde forten No. 1-7 van den ouden fortenkring en eenige tusschenwerken voor infanterie, mitrailleurs en licht geschut, welke werken zijn vereenigd door een ijzeren hek met voorgelegen droge gracht en uitgebreide ijzerdraadversperringen. Op het noordfront wordt de vesting versterkt door inundatiën, gesteld met bij vloed ingelaten Scheldewater, in de polders St. Anne, Beveren en Corderen tot aan de Nederlandsche grens en in de polders Wilmarsdonck en Austruweel tot aan den spoorweg Antwerpen-Roozendaal. Op het Zuidfront, wordt, eveneens met behulp van bij vloed ingelaten Scheldewater, eene inundatie gesteld in het land van Hoboken.

Litteratuur: Perrier, Description historique et topographique d’Anvers (Bruss. 1836); Gens, Histoire de la ville d’Anvers (Antw. 1861); Beetemé, Anvers, métropole du commerce et des arts (2de dr. 2 dln. Leuven 1888); Génard, Anvers à travers les ages (2 dln. Bruss. 1888-91); Salvagne, Anvers maritime (Antw. 1898); Deiss, Anvers et la Belgique maritime (Parijs 1899); Royers, Notice sur le port d’Anvers. (Bruss. 1905); Beetemé, Antwerpen, (3 dln. nieuwe uitgave, Vucht 1893); Kintschots, Anvers et ses faubourgs (Bruss. 1885); Smeesters, Le port d’Anvers 1913. Torfs, Geschiedenis der stad Antwerpen; Van den Branden, Geschiedenis der Antwerpsche schilderschool; Max Rooses, Over Vlaamsche kunstenaars, De Vlaamsche School, Rubens, Van Dijck, Jordaens, enz., jaarlijksche „Rapports” van de „Chambre de Commerce d’Anvers”, enz.