Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Reseda

betekenis & definitie

Reseda - Plantengeslacht der Resedaceeën, met 50 soorten, meest in Z.-Europa en N.-Afrika. Inheemsch zijn R. lutea en R. Luteola, de Wouw, sinds ouden tijd gebruikt voor geel-kleuring, beide tweejarige, vrij algemeene, lage kruiden met geurlooze gele bloempjes. De als eenjarig sierplantje geteelde R. alba, 30—60 c.M. hoog, met lange witte geurlooze bloemtrossen is ook wel in ’t wild gevonden. De belangrijkste soort is R. odorata, in 1737 te Parijs uit Tripoli ingevoerd en om den aangenamen geur weldra algemeen gekweekt.

Er zijn vele verscheidenheden, lage of hooger wordende, met witte, gele of bruinroode bloemtrossen van verschillenden vorm, die door selectie nog verbeterd kunnen worden. In 1913 werd een Aalsmeersche inzending van 300 potplanten op de Intern, tentoonstelling te Gent algemeen bewonderd. Voor de teelt van R.-zaad werden in 1912 in ons land ruim 12 H.A. gebruikt. In hetzelfde jaar bedroeg de opbrengst aan R.snijbloemen in de Rivièra 4 millioen K.G., die evenzooveel francs waarde had. R. odorata wordt meest eenjarig geteeld en ter plaatse gezaaid. Verplanting eischt, door de penwortels, bijzondere zorgen. Door zaaiïng in Sept. en kweeking in potten onder koud-glas verkrijgt men de in April bloeiende marktplantjes. Door teelt op een scheut en innijping der bloemscheuten teelt men wel kroonboompjes, die echter zelden langer dan een paar jaar leven.

< >