Pyreneeën, - grensgebergte tusschen Spanje en Frankrijk, dat zich over een lengte van 435 K.M. in een rechte lijn uitstrekt van de Golf van Biscaye tot aan de Middellandsche Zee. De centrale kam bestaat uit kristallijne gesteenten, waarvan aan beide zijden zich naar buiten overgeschoven mezozoïsche en oudtertiaire lagen bevinden. De centrale zône van de Oost-P. splitst zich in twee ketens, een Noordelijke met den Puigmal (2909 M.) en de Canigou (2785 M.); en de Monts Albères. Tusschen beide groepen in liggen de dalen van de Tech en de Ter.
Door een laagte, de Cerdaña, waarin zich het zadel bevindt van de 1610 M. hooge Col de la Perche, zijn de Oost-P. van de Centraal-P. gescheiden. Deze vormen een zeer gesloten kam tot ongeveer den Pic d’Anie. De hoofdrug is gemiddeld 2460 M. hoog, bestaat hoofdzakelijk uit cambrische en silurische leien, waar talrijke granietmassieven boven uitsteken. Een lagere kam van mezozoïsche en tertiaire sedimentgesteenten, de Petites-P., ligt er aan de Fransche zijde vóór en breekt steil naar de vlakte van de Garonne af. Ten Z. van den centralen kam op Spaansch gebied, vormen de voorgelegen bijketens een veel breeder gedeelte. Ook dit bestaat uit secundaire en tertiaire gesteenten. De hoofdkam is met eeuwige sneeuw bedekt en ook kleine gletsjers komen op de hoogste toppen voor. De sneeuwgrens ligt aan de N.-helling op ± 2800, aan de Z.zijde boven de 3000 M. Het hoogste gedeelte heet Maladetta, waarin de Pic d’Aneto 3404 M., de Mont Perdu 3352 M. en de Pic de Vignemale 3290 M. bereiken.
Aan den N.-kant vindt men bijna uitsluitend dwarsdalen, waarvan de grootere in amphitheatervormige „circusdalen” eindigen. Aan den Spaanschen kant vindt men meer lengtedalen, o. a. het dal van Aragon. Van hier gaat de pas van Somport (1632 M.) naar Béarn. De Westelijke P. strekken zich uit van den Pic d’Anie (2504 M.) tot aan de steile kust van de Golf van Biscaye. Alleen tot den Pic des Escaliers komen nog toppen van meer dan 2000 M. voor. Overigens is dit gedeelte een middelgebergte met zacht afgeronde vormen, waarover veel meer passen gaan dan Oostelijker. De bekendste is de pas van Roncesvalles. De spoorwegen gaan slechts over de beide uiteinden van het gebergte.
Over het algemeen zijn de P. weinig met wouden bedekt, het meest nog de West-P. Vooral de Spaansche zijde van het centrale gedeelte is dor en steppeachtig. De korte dalen aan den N.-kant, waar veel badplaatsen voorkomen (Lourdes, de Bagnères, Gavernie), worden druk bezocht en zijn door goede wegen, soms spoorwegen, toegankelijk gemaakt. — Aan de P. hebben drie Fransche departementen hun namen te danken, n.l. Basses P., Hautes P. en P. Orientales. Tot Hautes P. (4535 K.M.2, met 206.000 inw.) behoort het Fransche gedeelte der Centrale P. en het middelste deel van puinkegel. Hoofdstad is Tarbes. — Tot P. Orientales (4144 K.M.2, 213.000 inw.) het Fransche gedeelte van de Oostelijke P. met het dalbekken van Roussillon.
Hoofdstad Perpignan. In deze departementen wordt aan den Noordvoet der P. veel maïs verbouwd. In Roussillon worden ook in subtropische cultuur oasen Zuidvruchten geteeld. Op b.g. puinkegel is ook schapenteelt een belangrijk middel van bestaan.