Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 12-01-2019

Middellandsche zee

betekenis & definitie

Middellandsche zee, - het zuiverst uitgesproken type van een zee te midden van land gelegen en slechts door een nauwe straat met den oceaan verbonden, heeft sinds de Oudheid dezen naam, opp. 2.967.570 K.M.2, inhoud 4.249.020 K.M.3, gem. diepte 1431 M. Ten Oosten van Tarifa is de Straat van Gibraltar slechts 14 K.M. breed, in de Straat ligt een rug waarop slechts 320 M. water staat. De M. Z. is betrekkelijk zeer diep. Men onderscheidt het Balearenbekken met diepte 2400—3000 M., dan volgt het Tyrrheensche bekken 3000—3730 M. diep. Ten slotte heeft men in het Oostelijk deel het Levantijnsche bekken; dit is zeer diep.

De Ionische Zee is op verscheidene plaatsen meer dan 4000 M. diep, de grootste diepte 4400 M. is gevonden op 35°45' N.B. en 42°46' O.L. ; de kust loopt gewoonlijk buitengewoon steil in zee af, hellingshoeken van 43° komen voor. Omdat de M. Z. slechts door een ondiepe straat in verbinding staat met den Atlantischen Oceaan, heeft zij een geheel eigen verticale temperatuurverdeeling. Vanaf 300 Meter heerscht homothermie met een temperatuur van 13 a 14° C., ongeveer overeenkomende met de temperatuur van de oppervlakte in den winter, des zomers stijgt de opp.-temperatuur tot 25°. Het zoutgehalte is door groote verdamping en een kleinen toe voer van rivierwater hoog, 37 tot 32°/00! de kleur van het water is blauw, vooral in het Levantijnsche bekken, waar het overeenkomt met de kleur van de Sargasso-zee. De doorzichtigheid van het water is groot (30 tot 60 meter). IJs komt hoogst zelden en dan alleen vlak bij de kust voor.

In de Straat van Gibraltar loopt de stroom aan de oppervlakte naar het Oosten en is het duidelijkst bemerkbaar aan de Afrikaansche zijde, in de onderlagen loopt het water naar den Atl. Oceaan. In de M. Z. zelf is de stroom in hoofdzaak afhankelijk van de heerschende winden. De getijbeweging is zeer gecompliceerd en onttrekt zich aan een schematische voorstelling ; het verval, dat bij Gibraltar en Ceuta nog ongeveer 1 M. bedraagt, neemt naar het O. snel en onregelmatig af. Zoowel enkelals dubbeldaagsche en gemengde getijden komen voor. Bekend zijn de sterke getijstroomen in de Straat van Messina (Scylla en Charybdis), met springtij 5 mijl stroomsnelheid; een rug met 90 a 100 M. water is waarschijnlijk oorzaak van stroomscheidingen en draaikolken, waardoor soms schepen uit hun roer loopen.

< >