Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 12-01-2019

Pius

betekenis & definitie

Pius - (Lat., de vrome, Ital. Pio, Fransch Pie), naam van een tiental pausen:

1) P.I., de heilige, bissch. v. Rome van ongeveer 140—154 ; de hem toegeschreven Decretalen zijn onecht. De toestand der Rom. gemeente in zijn tijd wordt geschetst in het boek Pastor van zijn broeder Hermas. Feestdag 11 Juli.
2) P.II., paus van 1458—64, te voren Aeneas Sylvius de’ Piccolomini geheeten, geboren 1405 te Corsignano bij Siëna, overleden 1464 te Ancona, studeerde te Siëna, woonde als secretaris van kardinaal Capranica het concilie van Bazel bij en werd secretaris van den tegenpaus Felix V. Aan het hof van keizer Frederik III, die hem 1442 in zijn raad benoemde, verkreeg hij zóó grooten invloed, dat hij in 1448 het z.g. concordaat van Weenen tot stand bracht. Hij werd 1456 kardinaalbisschop van Siëna en 1458 paus. Hij muntte uit door humanistische geleerdheid en krachtige werkzaamheid, bovenal door diplomatieke bekwaamheid. Hij herriep zijn vroegere liberale grondstellingen en geschriften, liet door het concilie te Mantua (1459) de grondstellingen van het concilie van Constanz als kettersch veroordeelen. Hij poogde tevergeefs de vorsten van Europa tot een kruistocht tegen de Turken te bewegen ; alleen Venetië en Hongarije wist hij te winnen ; toen hij zich zelf voor den kruistocht wilde inschepen, overleed hij te Ancona.

Onder zijn werken (voor het eerst verzameld Bazel 1561) dienen genoemd: Historia rerum Frederici (Bayer 1872), Historia Bohemica, en een cosmographisch werk: Europa en Asia (Augsburg 1531 en vgl.); verder nog : paedagogische en rhetorische werken, ook verschillende gedichten. Over zijn bovengenoemde herroeping handelt de dissert. van Nic. Beets, dl. II, 218.

3) P. III, paus van 22 Sept. tot 18 Oct. 1503 , (Francesco Todeschini), neef van den vorige.
4) P. IV, paus van 1660—65, (Giovanni Angelo Medici), geboren 1499 in Milaan, overleden 1565 te Rome, werd na voltooide studie in de rechten protonotarius der Curie en 1549 kardinaal. Na den dood van Paulus IV werd hij 1559 tot paus gekozen. Als zoodanig verzachtte hij de Inquisitie, voerde veel verbeteringen in het bestuur van den Kerkelijken Staat in en was alleen streng tegenover de nepoten van zijn voorganger. In 1562 riep hij ’t concilie van Trente weer bijeen en bekrachtigde 26 Jan. 1564 de besluiten daarvan. Hij heeft voorts veel gedaan voor de verfraaiing van het Vaticaan en der kerken van Rome.
5) P. V, heilige, paus van 1666—72, (Michele Ghislieri), geboren 1504 te Bosco in Lombardije, overleden 1572 te Rome, trad in de orde der Dominicanen, werd 1557 kardinaal en grootinquisiteur, in 1560 door Pius IV bisschop van Mondovi. Hij werd 1566 tot paus gekozen en werkte aanstonds om de besluiten van het concilie van Trente te doen uitvoeren, drong aan op een streng zedelijk leven van geestelijken en kloosterlingen, bestreed het Protestantisme, verscherpte de bulle „In coena Domini” en voerde 1566 den Catechismus Romanus in. Met Philips II van Spanje en de Venetianen bracht hij het verbond tegen de Turken tot stand, dat tot de overwinning van Lepanto 1571 leidde. Hij werd 1712 door Clemens XI heilig verklaard ; feestdag 6 Mei. Zijn Epistolae apostolicae werden door Goubau (Antwerpen 1640) uitgegeven.
6) P. VI, paus van 1775—99, (Giovanni Angelo, graaf Braschi), geboren 1717 te Cesena in de Romagna, werd 1745 auditeur bij de pauselijke kanselarij, 1773 kardinaal en 1775 tot paus gekozen. Hij schafte verschillende kerkelijke misbruiken af, hief de tollen in den Kerkelijken Staat op, doch verwekte door het begunstigen zijner nepoten ontevredenheid ; in 1778 begon hij met de droogmaking der Pontijnsche moerassen. Te vergeefs protesteerde hij tegen de hervormingen van Jozef II in Oostenrijk en van Leopold II in Toscane ; zelfs een reis naar Weenen 1782 bleef zonder gevolg. Een reeks van rampen bezorgde de Fransche Revolutie aan P.; met groote offers moest hij 1796 den wapenstilstand van Bologna en 1797 den vrede van Tolentino van de Fransche Republiek koopen, en toch moest hij nog 18 Febr. 1798 den Kerkelijken Staat in een Romeinsche republiek zien veranderen ; 20 Febr. werd hij door de Franschen als gevangene uit Rome weggevoerd en 14 Juli in de citadel van Valence gebracht, waar hij 20 Aug. overleed.
7) P. VII, paus van 1800—23, (Barnaba Luigi graaf Chiaramonti), geb. 1742 te Cesena, overleden 1823 te Rome, trad 1758 in de orde der Benedictijnen, werd 1782 bisschop van Tivoli, 1785 bisschop van Imola en kardinaal, te Venetië tot paus gekozen. Door den vrede van Lunéville kreeg hij het grootste gedeelte van den Kerkelijken Staat terug, en 15 Juli 1801 sloot hij een concordaat met Frankrijk. Op verzoek van Napoleon kwam hij 28 Nov. 1804 te Parijs voor de zalving en de keizerskroning, doch Napoleon zette zich zelf de kroon op ; de weigering van den paus, het huwelijk van Jeróme Bonaparte te ontbinden, het protesteeren tegen het optreden van Joseph Bonaparte, koning van Napels, en het zich niet voegen naar het continentaal-stelsel van Napoleon, hadden 1808 de bezetting van Rome, 1809 de inlijving van den Kerkelijken Staat bij Frankrijk ten gevolge, terwijl Rome een vrije keizerlijke stad werd. P. sprak 1809 over Napoleon den ban uit, waarop hij met zijn staatssecretaris kardinaal Pacca gevankelijk naar Savona werd gevoerd. P. bleef standvastig tegenover alle eischen van Napoleon, ook in zake diens echtscheiding en tweede huwelijk ; naar Fontainebleau overgebracht, willigde hij 1813 den keizer wel de bekrachtiging der nieuwbenoemde bisschoppen in, doch trok die later in. Na Napoleons val voerden de verbondenen in 1814 den paus weer naar Rome terug. Aanstonds herstelde hij door de bulle „Sollicitudo omnium” de orde der Jezuïeten, sloot met Frankrijk, Beieren en Sicilië concordaten en ook een overeenkomst met Pruisen. — 8) P. VIII, paus van 1829—30, (Francesco Saverio graaf Castiglione), geboren 1761 te Cingoli in de mark Ancona, overleden 1830 te Rome, 1800 bisschop van Montalto ; nadat de paus weer in Rome hersteld was, werd hij 1816 kardinaal, vervolgens groot-penitencier en prefect der congregatie van den Index, en 1821 bisschop van Frascati; 1829 besteeg hij als opvolger van Leo XII den pauselijken troon. Onder zijn pontificaat kwam het concordaat met Nederland tot stand.
9) P. IX, 1846—78 (Giovanni Johannes Maria, graaf van MastaïFeretti), geb. 1792 te Singaglia, overleden 1878 te Rome, priester gewijd 1818, was 1823—25 gezantschapsattaché in Chili, werd 1827 aartsbisschop van Spoleto, 1832 bisschop van Imola, 1840 kardinaal en 1846 paus. Hij was voorstander van hervormingen in het wereldlijk bestuur en een zeer mild vorst. Daar hij niet wilde deelnemen aan den oorlog van Piëmont tegen Oostenrijk, brak een oproer te Rome uit, waarop P. van 1848 tot 1850 te Gaeta vertoefde. Tijdens den Ital. oorlog van 1859 werden de Kerkel. Staten voor twee derden met het koninkrijk vereenigd en 20 Sept. 1870 trokken de Italianen zelfs Rome binnen, waarmede aan de wereldlijke macht van den paus een eind werd gemaakt. Tijdens het 32-jarig pontificaat van P. hadden twee dogmaverklaringen (Onbevlekte ontvangenis en Pauselijke onfeilbaarheid) plaats; vermelding verdient voorts de uitvaardiging van den Syllabus. P. werd opgevolgd door Leo XIII.
10) P. X (Giuseppe Melchiore Sarto), geboren 1835 te Riese, uit eenvoudige ouders, overleden 1914 te Rome, werd 1858 priester gewijd, was kapelaan te Tombolo, werd 1867 pastoor te Salzano, 1875 domheer in Treviso, 1884 bisschop van Mantua, 1893 kardinaal en patriarch van Venetië, 1903 paus. Zijn pontificaat is vooral bekend door zijn pogingen om het godsdienstig leven der R.-Katholieken te versterken; daarvoor gaf hij in 1906 een decreet over de veelvuldige en in 1909 over de Kinder-Communie. In 1903 reformeerde hij den kerkzang, in 19U4 de Codificatie van het Kerkelijk recht. Tegen het modernisme gaf hij in 1907 de Encycliek Pascendi en het Motuproprio Praestantia Scripturae Sacrae. Om de bijbelstudie te bevorderen, stichtte P. in 1909 een Bijbelinstituut.
11) P.XI (Achilles Ratti), geb. 1857 te Desio, werd 1879 priester gewijd, 1887 scriptor aan de Ambrosiaansche Bibliotheek te Milaan, 1907 huisprelaat, 1911 coadjutor en 1914 prefect van de Vaticaansche Bibliotheek, 1919 apostolisch nuntius in Polen, 1921 aartsbisschop van Milaan, tevens kardinaal; 6 Febr. 1922 tot paus gekozen.

< >