Piëtisme - (Lat. pius: vroom), naam voor een richting in het Protestantisme, die tegenover Intellectualisme, vormelijkheid, leer-heiligheid, nadruk legt op de vroomheid van het gemoed en op een leven, dat daarmede overeenstemt. Vandaar vaak mijding van „de wereld” en de cultuur in het algemeen, en streven naar een zuiver godsdienstig of althans godsdienstig geleid leven. Historisch is het P. ontstaan in Engeland, onder de Gereformeerden: Puriteinen, in de 17e eeuw, en heeft van daar uit ook t. o. invloed geoefend. Later is het vooral in Duitschland aanvaard en speciaal in Lutherschen geest ontwikkeld.
In de Geref. kerken heeft het Methodisme de bovenhand, met zijn nadruk op wil en daad, terwijl het P. vooral op gemoed en gevoel drukt. In ’t algemeen noemt men P. elke geestesrichting, die op genoemde wijze de vroomheid des harten en levens accentueert. Voordeel: persoonlijk, geestelijk leven. Nadeel: mijding van levensstrijd en cultuur. Litt.: A. Ritschl, Geschichte des P., 3 Bde. (1880 ff.); W. Goeters, Die Verbreitung des P. in der Reform. Kirche der Niederl. (1911); L. Wendland, Die Piëtistische Bekehrung (Zeitschr. f. Kirchengesch. XXXVIII, Neue Folge I, 2, 1920).