vroomheid
vroomheid - zelfstandig naamwoord uitspraak: vroom-heid 1. het erg godsdienstig zijn ♢ deze kerkgangers staan bekend om hun vroomheid Zelfstandig naamwoord: vroom-heid de vroomheid
Muiswerk Educatief (2017)
vroomheid - zelfstandig naamwoord uitspraak: vroom-heid 1. het erg godsdienstig zijn ♢ deze kerkgangers staan bekend om hun vroomheid Zelfstandig naamwoord: vroom-heid de vroomheid
Prof. dr. J.C. Groot (1955)
betekent strikt genomen: godsdienstigheid, graag en goed bidden en met God en goddelijke dingen bezig zijn. Vroomheid moet echt zijn, anders is zij afstotelijk: zij is echt, als zij gepaard gaat met oprechte naastenliefde, wijsheid, rechtvaardigheid, sterkte, matigheid en nederigheid. Vroomheid wordt tegenwoordig ook gebruikt als zuiver Nederlands...
Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)
Dit woord wordt in verschillende beteekenissen gebruikt: 1° Oorspronkelijk in het Middelnederlandsch voor flinkheid, dapperheid, in het bijzonder van een ridder; 2° Daarna meer voor flinkheid met betrekking tot God, stiptheid, nauwgezetheid en godsdienstigheid, vooral van levensgewoonten en gebruiken; 3° Nog later voor een meer uitgespr...
Jozef Verschueren (1930)
('vro:mheit) v.(...heden) 1. Eig. het vroom zijn. Syn.→ braafheid. 2. Metn. vrome daad.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: