Ootmarsum, - Overijselsche gem. in ’t N.O. van Twente, geheel door de gem. Denekamp ingesloten, 334 H.A., alles heuvelachtige zandgrond, met 1400 inw., die van landbouw leven of van nijverheid, als linnenbleekerijen, tichelwerk, zuivelfabrieken en katoenweverij. De gem. bestaat hoofdzakelijk uit het stadje O., vroeger een vesting, thans ontmanteld; het telt 900 inw. Op ’t Raadhuis is een portret van koning Othomar, „den stichter der stad”, en aan wien zij haar naam zou ontleenen (Othomarsheim).
De omstreken der stad gelden voor de mooiste van Overijsel. Vooral heeft men een mooi gezicht van den Kuiperberg af, 77 M. boven de zee, waar fosforiet wordt ontgonnen en waarop de Hunenborg ligt. Het stadje heeft een rijk verleden ; enkele feiten zijn : de nederlaag der Bentheimers, hun hier door de Stichtschen toegebracht (1144); de inneming door de Gelderschen (1196) ; de verleening van stedelijke rechten door Bisschop Gwy van Henegouwen (1304); het bezetten door Prins Maurits (1692); de herovering door de Spanjaarden (1693); de nieuwe inneming door Maurits (1597); het bezetten door de Munsterschen (1665), enz.