Mestbehoefte - De juiste behoefte van een perceel land aan de verschillende plantenvoedende stoffen te leeren kennen is niet gemakkelijk. Hulpmiddelen hierbij zijn o. a. de kennis van de natuurlijke vruchtbaarheid van de verschillende grondsoorten (kleigronden zijn in ’t algemeen rijk aan kali, laag- en moerasveengronden aan stikstof, zandgronden arm aan alle plantenvoedendestoffen) en de aard der in de voorafgaande jaren toegepaste bemesting en verbouwde gewassen (veel compost verrijkt den bodem aan kalk, stalmest aan kali en stikstof, enz.; een sterke verbouw van hakvruchten zooals aardappels en suikerbieten, onttrekken aan den bodem extra veel kali, granen voeren veel fosforzuur weg; vlinderbloemigen daarentegen verrijken den bodem met stikstof enz.). Ook kunnen sommige onkruiden ons belangrijke gegevens verschaffen betr. de mestbehoefte of den rijkdom van de een of andere stof in den grond. Zoo wijst het menigvuldig voorkomen van zuring op bouwland op kalkarmoede, evenals de gele ganzebloem in grasland; veel muur of mier, nachtschade, brandnetels en melde op stikstofrijkdom ; veel hazenbrood (Luzula campestris) op algemeene armoede van het grasland, enz. Verder wijst ook het uiterlijk en de oogst der cultuurgewassen in een bepaalde richting : schrale gewassen wijzen op stikstofgebrek, bladrijke en slappe planten op stikstofovervloed, geregeld slechte korreloogsten naast een voldoende strooöpbrengst wijst op fosforzuurgebrek; dofdonkergroen, vroeg met bronskleurige vlekken afstervend loof bij aardappels op kaligebrek; enz.
Mag dit alles ons ook tot een richtsnoer kunnen dienen, zekerheid geeft het ons niet. Evenmin is daartoe in staat een scheikundig onderzoek der oogstproducten of van den grond zelve. Het gehalte der planten toch zal niet alleen in verband staan met den rijkdom van den grond, doch ook met de weersomstandigheden, waaronder zij zijn gegroeid, terwijl het scheikundig onderzoek van den bodem ons wel het totale gehalte aan voedende stoffen kan leeren, doch niet hoeveel daarvan in de eerstvolgende groeiperiode voor de planten beschikbaar komt. Om tenslotte ons oordeel omtrent de mestbehoefte van den grond, verkregen door ervaring en één of meer der genoemde middelen te contrôleeren, is noodig het aanleggen van proefvelden, teneinde den bodem zelf antwoord te doen geven op de gestelde vragen.