Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 12-01-2019

Medemblik

betekenis & definitie

Medemblik, - gem. in N.-Holland, in ’t N, van Drechterland langs de Zuiderzee, 887 II.A., alles klei; 2800 inw., waarvan 2500 in de stad. De stad M. ligt aan de Zuiderzee bij de spoorlijn naar Hoorn. Het is een der oudste plaatsen van N.-Holl., en heette vroeger Medemelacha; men meent, dat de Friesche koningen er hun zetel hadden, Floris V stichtte er ± 1285 een kasteel en schonk de plaats in 1288 stadsrechten. Het heeft in de verdere geschiedenis van N.-Holl. steeds een voorname rol gespeeld.

Het bloeide in de 16de en 17de eeuw door handel en scheepvaart en had een voortreffelijke haven. Doch in de 18de eeuw ging het sterk achteruit en in den Franschen tijd verliep de handel geheel. Eerst in onze dagen herleeft het weer, vooral door den handel in kaas, boter en granen. — In 1796 verkreeg het een Marine-werf, die in 1828 naar Den Helder werd verplaatst; de vele gebouwen dienden nu tot Instituut voor Marine, totdat deze inrichting in 1850 naar Breda (later naar Den Helder) werd overgebracht. Bezienswaardig zijn het slot en de Herv. Kerk; ook is er een Rijkskrankzinnigengesticht.

< >