Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 10-01-2019

Loopgraven

betekenis & definitie

Loopgraven - ingravingen voor infanterie, bestaande uit een dekking met binnengracht, waardoor de troepen meer bescherming krijgen tegen het vijandelijk vuur en aan het oog van den vijand worden onttrokken. Bij de eenvoudige terreinverbeteringen en vluchtige versterkingen, welke in den bewegingsoorlog worden opgeworpen, worden onderscheiden gevechtsloopgraven ten behoeve van de troepen, welke in gevecht zijn (tirailleurlinie), afwachtingsloopgraven om de in rust verkeerende troepen (ondersteuningstroepen en reserves) tegen vijandelijk vuur te beschermen en gemeenschapsloopgraven, welke een gedekte verbinding vormen tusschen gevechts- en afwachtingsloopgraven. Eenvoudige, van rondhout, gegolfd plaatijzer, e. d. vervaardigde schuilplaatsen geven aan de troepen in rust eenige bescherming tegen het vijandelijk vuur. Blijven de troepen langer ter plaatse, dan worden de eenvoudige, vluchtige terreinverbeteringen uitgebreid tot stellingen, waarvan het weerstandsvermogen, dat van duurzame (permanente) versterkingen nabij komt.

In den Volkerenoorlog van 1914—1918 werden deze loopgravenstellingen zoodanig ingericht, dat aan het aanvallend artillerievuur een zoo groot mogelijke weerstand kon worden geboden, tijdens den stormaanval het terrein voet voor voet aan de tegenpartij kon worden betwist en een doorbraak van de eigen stelling voorkomen kon worden. Daartoe werden een aantal lijnen van weerstand achter elkander gegroepeerd, terwijl door een krachtig doorgevoerde, onderlinge flankeering van de verschillende onderdeelen van de stelling, zoowel in elke loopgraaf op zichzelf als over de geheele diepte van de stelling, zijdelingsche uitbreiding van in de stelling binnengedrongen stormtroepen werd tegengegaan. Tevens werd de uiterste zorg besteed aan een ook tegen waarneming uit de lucht zorgvuldig gemaskeerde en verspreide ligging van de belangrijke onderdeelen van de stelling. De verdediging in de diepte werd verkregen door meerdere stellingen achter elkander te leggen met onderlinge tusschenruimten van minstens 1 a 2, liever 6—8 K.M. Elke stelling bestaat uit een aantal loopgraven, en wel gemiddeld drie, of zooveel meer of minder, als in verband met het terrein en de omstandigheden ter plaatse noodig is. De onderlinge afstand van de loopgraven bedroeg gemiddeld minstens 150 M., waardoor artillerievuur, gericht op een der loopgraven, niet tevens gelijktijdig eene andere zou kunnen beschadigen. Vóór deze loopgraven zijn hindernissen gelegd in verscheidene rijen; in de Duitsche en Oostenrijksche stellingen bevonden zich, op een afstand van 75—100 M. vóór de stelling, in deze hindernissen luisterposten, vertikale betonbuizen, die door mijngangen of naderingsloopgraven met de eerste loopgraven waren verbonden en meestal voor twee of meer manschappen bestemd waren. De Franschen legden vóór de stelling nog een lijn van waarnemingsposten, elk 5—10 M. lang en door een naderingsloopgraaf verbonden met de eerste loopgraaf. In deze eerste loopgraaf bevonden zich de wachtposten der infanterie, sterk 6 a 8 man, die bewapend waren met 4 geweren, n.l. een kijkergeweer voor dag en een voor schemering, een phosphorgeweer voor den nacht en een automatisch snelvuurgeweer; voorts met defensieve steelhandgranaten, een gasmasker en lichtpistolen.

Verder in de eerste loopgraaf mitrailleurs, artilleriewaarnemers, mijnwerpers, en infanteriekanonnen en kleine, draagbare toestellen voor draadlooze telegraphie. Voor de wachtposten werden in de eerste loopgraaf en in een strook van 20—50 M. hierachter kleine, granaatvrije schuilplaatsen gemaakt, meestal door een loopgraaf onderling verbonden. In de tweede loopgraaf en in een strook van 20—50 M. hierachter werden grootere schuilplaatsen gemaakt, bestemd voor 10—20 man en voor levensmiddelen, materialen, gereedschappen, hulpverbandplaatsen, e. d. Verdeeld over de geheele stelling, werden nog schuilplaatsen aangetroffen voor draadlooze telegraphie, mitrailleurs, tankgeschut, operatiekamers, die veelal voorzien waren van complete Röntgeninstallaties, enz., enz. — Fig. 3 geeft een schema van de Duitsche loopgravenstellingen voor staande schutters. De lichte vuurmonden werden in den regel achter de eerste, de zware achter de tweede stelling geplaatst. De flankeerende werking, om zijdelings oprollen van de loopgraven door binnengedrongen stormtroepen te beletten, werd verkregen uit de naderingsloopgraven, die ook van hindernissen waren voorzien en door in elke loopgraaf alle natuurlijke terreinpunten, welke hiervoor in aanmerking kwamen, als steunpunten voor infanterie en mitrailleurs te benutten. Bovendien werden in elke stelling, met onderlinge afstanden van 1,5—2 K.M., krachtige steunpunten, bosschen, dorpen, huizengroepen, loopgraafnetten, enz., als centra van weerstand ingericht. Ook de naderingsloopgraven tusschen de stellingen onderling werden, voorzien van hindernissen, als flankstellingen gebruikt. Bovendien waren in en achter de stellingen talrijke zelfstandige, door een rondgaande hindernis omgeven infanterie- en mitrailleurnesten aanwezig.

Van groote beteekenis is in den laatsten oorlog gebleken een goede gemeenschap in de stelling door middel van colonnewegen, smalspoor- en kabelbanen, bruggen, enz. en daarnaast goede verbindingen voor het overbrengen van berichten, vooral ten behoeve van de vuurleiding der artillerie. Deze is slechts mogelijk met behulp van waarneming uit de lucht en een goeden verbindingsdienst, die in de voornaamste vuurzones onafhankelijk moet zijn van telephoonverbindingen. Meer waarde werd in de stellingen zelf dan ook gehecht aan ordonnansen, postduiven, honden, lichtkogels, seinlantarens, e.d. Het spreekt vanzelf, dat — in verband met het bijzondere karakter van het polderland — de loopgravenstellingen hier een inrichting krijgen, afwijkend van die van de stellingen in hoog terrein. Vooral in inundatiestellingen zal de hoofdstrijd beperkt blijven tot de accessen, al heeft de Fransche stormaanval bij Mangelaere en Draaibank op 26 October 1917 bewezen, dat ook een aanval door de inundatiën, in weerwil van de groote moeilijkheden, waarmede deze gepaard gaat, niet onmogelijk moet worden geacht. In het algemeen kunnen in het polderland worden onderscheiden stellingen, waarvan de weerstandslijn een aaneengesloten geheel vormt, zooals b.v. spoordijken, zware polderdijken, e.d. en verder stellingen, gelegen in belangrijke accessen met daartusschen gelegen, min of meer open terreinstrooken. Bij de laatste stellingen wordt op de accessen een verdediging in verschillende lijnen achter elkander gevoerd, terwijl de open tusschenliniën worden geflankeerd door mitrailleurs, e.d. Zelfstandige in de diepte gegroepeerde en in alleenstaande boerenwoningen ingerichte mitrailleurnesten zijn voor deze flankeering onmisbaar. Mitrailleurs in zeer grooten getale zijn, voor de verdediging van het polderland, een eerste vereischte. Daarnaast moet gezorgd worden, dat steeds en onder alle omstandigheden de waterstaatkundige toestand van het polderland wordt beheerscht.

< >